Voor een gemiddeld koophuis moet over twee jaar gemiddeld 25.000 euro meer worden betaald dan in 2019. Dat schrijven economen van Rabobank in het jongste Kwartaalbericht Woningmarkt. Voor dit jaar wordt een prijsstijging van gemiddeld 5,5 procent verwacht. In 2021 verwachten zij een prijsstijging van 2,5 procent.
De sterkste prijsstijgingen liggen volgens Rabobank achter ons. De huizenprijzen zijn inmiddels zo hoog, dat een koopwoning voor steeds minder mensen bereikbaar wordt. Maar de lage hypotheekrentes en de stagnerende nieuwbouwproductie zijn nog altijd factoren die voor een opwaartse prijsdruk zorgen.
Verder zullen er dit en volgend jaar minder huizen worden verkocht vanwege onder meer de afnemende nieuwbouwproductie en een krimpend aanbod binnen de bestaande voorraad. Ook groeit het aantal burgers dat het een zeer ongunstig moment vindt om een huis te kopen weer.
Een andere reden om terughoudender te zijn met prijs en verkoopverwachtingen ligt volgens Rabobank in potentiële beleidswijzigingen op de woningmarkt. De invoering van een zelfbewoningsplicht in bijvoorbeeld Amsterdam, de mogelijke komst van een noodknop voor de regulering van de huurniveaus in het middensegment, de roep om een hogere overdrachtsbelasting voor buy-to-let-beleggers en een hogere vermogensrendementsheffing speciaal voor beleggers kan leiden tot onzekerheid over het toekomstige verhuurrendement. Dat kan leiden tot vraaguitval onder buy-to-let-beleggers en mogelijk extra woningverkopen. In een stad als Amsterdam met relatief veel buy-to-let-beleggers kan dat huizenprijsstijgingen dempen. Een neergang in de hoofdstad kan doorsijpelen naar omringende gemeenten.