Bijna de helft van de huurders van corporatiewoningen stroomt binnen vijf jaar na verhuring door naar een volgende woning. Veranderingen in hun huishouden spelen daarbij een grote rol, zo blijkt uit onderzoek in onder meer de Amsterdamse regio.
In opdracht van de Stadsregio Amsterdam, ministerie van BZK en het Kennisplatform Corpovenista deed RIGO onderzoek naar de ontwikkelingen in de kenmerken van huurders nadat ze een corporatiewoning zijn gaan huren. Hoe verandert hun huishouden? Hoe ontwikkelt hun inkomen zich? En hoe lang blijven ze in de woning wonen? Om die vragen te beantwoorden zijn gegevens over corporatiewoningen en hun huurders over een lange reeks van jaren geanalyseerd. Het onderzoek vond plaats in drie grootstedelijke regio’s: Amsterdam, Haaglanden en Rijnmond.
Uit de resultaten komen grote verschillen naar voren tussen diverse groepen huurders. Bij jonge huurders is de dynamiek het grootst: hun inkomen en huishouden groeit het meest en zij verhuizen het snelst. Oudere huurders zijn relatief honkvast; bij hen neemt het inkomen en het aantal leden van het huishouden op den duur juist af. Van de goedkope scheefwoners is 35 procent na vijf jaar vertrokken en van de rest behoort een derde inmiddels tot de doelgroep met een inkomen tot €35.739.
Uit het onderzoek blijkt verder dat de inkomensontwikkeling weinig invloed heeft op de verhuisbeslissingen van corporatiehuurders. Huurders gaan vooral verhuizen als de samenstelling van hun huishouden verandert, waardoor de woning niet meer past bij het aantal leden. Daarbij speelt ook de grootte van de woning een rol: huurders van kleine woningen stromen eerder door wanneer hun huishouden verandert, dan huurders van meer flexibele grote woningen.