Een groter aandeel van beleggers maakt verschil voor de woningprijs. En dat verschil kan heel omvangrijk zijn; als in een buurt meer dan een kwart van de verkochte woningen in handen komt van beleggers, dan zijn de woningen ongeveer 11 procent duurder dan in buurten waar beleggers niet actief zijn. Zo blijkt uit onderzoek van het Kadaster en de Universiteit van Amsterdam naar het prijseffect op woningen door aankopen van beleggers.
Beleggers zijn in Amsterdam en de andere grote steden in enkele buurten in zulke mate actief, zo schrijft minister Ollongren aan de Kamer. Zij gaf opdracht tot onderzoek. De mate waarin beleggers actief zijn in een bepaalde buurt is van grote invloed op het prijseffect. Als in een buurt slechts tien procent van de verkochte woningen in handen valt van beleggers, dan blijft het prijseffect beperkt tot een plus van drie procent.
Bovendien hoeft het prijseffect op buurtniveau niet per se het gevolg te zijn van een toenemende aanwezigheid van particuliere beleggers. Ook de aantrekkelijkheid van een buurt kan een rol spelen. “Een oorzakelijk verband kan niet worden aangetoond”, aldus de minister. “Het is aannemelijk dat beleggers goed aanvoelen welke buurten straks meer in trek raken en daar besluiten te investeren, tegelijkertijd willen veel jongeren ook in die buurten wonen. Het aanbod neemt niet toe, maar de vraag wel.”
In de zes onderzochte regio’s – naast Amsterdam, Utrecht, Rotterdam, Groningen, Eindhoven en Den Haag - ligt het aandeel particuliere beleggers rond de twintig procent. Particuliere beleggers betaalden in het verleden minder dan starters en doorstromers, maar dat verschil is in 2018 nagenoeg verdwenen.
Het generiek weren van beleggers acht zij geen goede oplossing. Liever legt Ollongren de nadruk op het versterken van de concurrentiepositie van starters en mensen met een middeninkomen en het versnellen van de nieuwbouwproductie van betaalbare woningen.