Amsterdam tegen afschaffen welstandscommissie
Wethouder Maarten van Poelgeest is het oneens met het kabinetsbesluit om de welstandscommissies op te heffen. De gemeente blijft gebruik maken van deze onafhankelijke commissies zolang dat kan. De meeste kleine bouwplannen worden in Amsterdam overigens al ambtelijk afgehandeld.
Eind november kondigde Minister Donner, mede namens minister Schultz van Haegen, de aanstaande opheffing van de welstandscommissies aan. Die waren niet langer nodig omdat ambtenaren zelf de bouwplannen op welstandsaspecten kunnen beoordelen op basis van opgestelde welstandsnota’s. Deze wijziging moet in 2013 van kracht worden, tegelijk met de nieuwe Omgevingswet. Zolang deze wet er nog niet is, mogen burgemeester en wethouders zelf bepalen of zij advies inwinnen bij de welstandscommissie.
Volgens de ministers worden welstandsaspecten daarmee beter ingebed in het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De gemeente Amsterdam steunt de conclusie van het kabinet dat er behoefte is aan deze betere inbedding, maar is het niet eens met de conclusie dat in alle gevallen volstaan kan worden met welstandscriteria, zonder tussenkomst van een onafhankelijke commissie. Amsterdam ziet deze mogelijkheid beperkt tot kleine, veel voorkomende (ver)bouwplannen.
In zekere zin is de ambtelijke afhandeling waar het kabinet op doelt, in Amsterdam al praktijk: ambtenaren van het secretariaat van de commissie handelen alle kleine bouwplannen af.
Expertise nodig
Maar volgens Maarten van Poelgeest leent niet elk bouwplan zich voor ambtelijke toetsing: "De schaal van een bouwplan, de aard van de architectuur, de locatie en natuurlijk het belang voor de gemeenschap speelt hierbij een rol. Bovendien heeft Amsterdam veel monumenten en beschermde dan wel potentieel beschermde stadsgezichten. Een beoordeling vereist dan kennis en deskundigheid van een divers samengestelde commissie die bovendien niet gebonden is aan politieke of ambtelijke agenda’s."
De gemeente wijst er bovendien op dat ambtelijke afhandeling eerder tot meer dan tot minder bureaucratie gaat leiden. Niet alles wat welstand betreft is namelijk eenduidig in regels te vatten: "Het zou een enorme hoeveelheid rigide criteria vereisen, waardoor welstandsnota’s alleen maar dikker worden. En dat staat haaks op de vermindering van de regeldruk, maar ook haaks op de gewenste vereenvoudiging van de welstandsnota’s, waar we in Amsterdam mee bezig zijn."
Volgens Van Poelgeest moet er in een stad als Amsterdam bovendien ruimte zijn voor architectonische vernieuwing en vrijheid voor aanvragers en ontwerpers: "Dat is altijd essentieel geweest in het Amsterdamse ruimtelijke kwaliteitsbeleid. Hoe preciezer en omvangrijker de welstandscriteria (...) des te meer dit wordt geblokkeerd."
Van 15 nota's naar 1 welstandsnota
De stadsdelen en de centrale stad zijn overigens bezig met harmonisering van het huidige welstandsbeleid. Er komt één welstandsnota voor heel Amsterdam, waar de ruimtelijke systemen (een samenhangend geheel van architectonische en stedenbouwkundige elementen, zoals de 19de eeuwse Ring, de Gordel 20-40, of het AUP) leidend zijn en niet de stadsdeelgrenzen. Daarbij wordt er ook naar gestreefd om de meeste kleine bouwplannen door de stadsdelen ambtelijk te laten afhandelen. Medio 2012 moet deze nieuwe welstandsnota gereed zijn.