De woninghuren zijn in juli 2021 met gemiddeld 0,8 procent omhoog gegaan ten opzichte van een jaar eerder. Dat is de kleinste huurstijging sinds 1960. Dat meldt het CBS. De minimale huurstijging is grotendeels het gevolg van landelijke huurmaatregelen vanwege de coronacrisis. Daarnaast nam de vraag af in de dure huursector vanwege het wegblijven van expats en toeristen. De huren van sociale huurwoningen stegen in juli 2021 met 0,3 procent bij zowel de woningcorporaties als de overige verhuurders. De huren van vrijesectorwoningen stegen nog wel met 2,2 procent.
De overheid heeft de regelgeving omtrent woninghuren tijdelijk aangepast vanwege de coronacrisis. Voor gereguleerde huurwoningen mochten de huren per 1 juli 2021 een jaar lang niet omhoog. Vorig jaar was de maximaal toegestane huurverhoging nog 5,1 procent of 6,6 procent, afhankelijk van het inkomen van de huurder. Verder is er dit jaar een eenmalige huurverlaging voor huurders bij woningcorporaties met een hoge huur en een laag inkomen.
Bijna 70 procent van alle huurwoningen is in het bezit van woningcorporaties. Gemiddeld stegen de huren van sociale woningen bij corporaties dit jaar met 0,3 procent tegenover 2,7 procent een jaar eerder. In ruim driekwart van de gevallen bleven de woninghuren gelijk en bij ruim 9 procent van de woningen daalden de huren.
Vanaf 1 mei 2021 is de jaarlijkse huurverhoging voor een vrijesectorwoning begrensd tot de inflatie plus 1 procentpunt. Dit geldt voor de komende drie jaar. Dit jaar is de maximale huurverhoging 2,4 procent. De huren van de vrijesectorwoningen gingen dit jaar gemiddeld met 2,2 procent omhoog tegen 3,0 procent in 2020. Bij ruim een derde van de woningen bleef de huur dit jaar gelijk en bij ruim een vijfde stegen de huren met het door de overheid bepaalde maximum van 2,4 procent. Bij huurderswisseling in de vrijehuursector heeft de verhuurder de handen overigens volledig vrij.