Steeds meer mensen vinden kamerverhuur een goed idee om de krapte op de woningmarkt tegen te gaan. Ook de bereidheid om een kamer of etage in het eigen huis te verhuren neemt sterk toe, zo zou blijken uit een ING onderzoek. Toch is lang niet iedere huiseigenaar bereid om een deel van zijn woning te verhuren.
Volgens het onderzoek is het aantal huiseigenaren dat bereid is een deel van hun woning te verhuren toegenomen van 3 procent in 2028 naar 6 procent nu. De bereidheid om een afgescheiden woonruimte, zoals een tuinhuis of etage met eigen opgang te verhuren is zelfs vervijfvoudigd. In 2018 ging dat om 6 procent. “Het groeiende draagvlak om een kamer of ruimte te verhuren valt op. Een derde van de huiseigenaren geeft aan daartoe onder voorwaarden bereid te zijn. Dat zal in de praktijk lager liggen, maar zelfs als maar 2 procent dit echt zou gaan doen staat dit gelijk aan bijna 80.000 extra woonruimtes. Dat is te vergelijken met een jaar bouwproductie,” aldus Wim Flikweert, Manager Wonen bij ING Nederland. “Veertig procent van de respondenten vreest wel dat het gedeeltelijk verhuren van de woning een negatief effect heeft op de waarde van de woning.”
De meerderheid van de ondervraagden vindt huurbescherming belangrijk. Maar ook vindt een ruime meerderheid het redelijk dat een huurder het huis moet verlaten als de woning wordt verkocht. Dit is door de huidige wetgeving nu niet het geval. Bovendien zijn hypotheekverstrekkers er tegen, geeft Flikweert van ING toe: Flikweert duidt: "Huurbescherming is natuurlijk een groot goed, maar de belangen van de huiseigenaar zijn dat ook. Het zou daarom mooi zijn als er wetgeving komt die het verhuren van een deel van je woning mogelijk maakt. Bijvoorbeeld door, met inachtneming van een opzegtermijn, bij verkoop van de woning de huur te kunnen opzeggen."