Het Europese Gerecht moet toch een inhoudelijke uitspraak doen over het DAEB-besluit van de Europese Commissie. Daarin is onder andere de inkomensgrens voor sociale huurwoningen opgenomen. Dat blijkt uit een uitspraak van het Europese Hof van Justitie.
Het hof stelt dat het DAEB -besluit van de Europese Commissie 'de voorwaarden waaronder de woningcorporaties hun activiteiten uitoefenen, minder gunstig maken dan voorheen het geval was'. Het Europese Hof van Justitie acht hiermee de negen corporaties die de procedure hebben aangespannen, ontvankelijk in hun bezwaar tegen het besluit van de Europese Commissie. Eerder verklaarde het Europese Gerecht de corporaties niet ontvankelijk. De corporaties gingen daartegen bij het Hof in beroep.
Het DAEB-besluit van de Europese Commissie, dat betrekking heeft op de diensten die corporaties uit mogen voeren en waarin onder meer een inkomensgrens voor huurders is opgenomen, leidde onder corporaties tot fel verzet. Zij vinden dat de woningmarkt een lokale aangelegenheid is en niet door de Europese Commissie met generieke regelgeving kan worden aangestuurd. Zo zijn er marktomstandigheden, bijvoorbeeld in de grote steden in Nederland, waarin een sociale huurwoning voor middeninkomens de enige betaalbare oplossing is.
Corporaties pleiten al sinds het invoeren van de inkomensgrens voor verhoging. "Vooral de groep huishoudens met een inkomen tussen de huidige inkomensgrens (34.229 euro) en 43.000 valt tussen wal en schip", schreef branchevereniging Aedes in een brief aan de Tweede Kamer. "Om de keuze en verhuismogelijkheden van de bescheiden middeninkomen te vergoten en daarmee de gewenste doorstroming te bevorderen, zou het enorm helpen als de inkomensgrens wordt verhoogd naar 43.000 euro."