Wijkaanpak: behandelen als depressie
De wijkaanpak moet doorgaan, betoogden de meeste sprekers tijdens het debat ‘Van geen Wijken weten’. Maar nu het Rijk de kraan dichtdraait en gemeenten en corporaties bezuinigen, moet er veel scherper worden gekozen waar nog wel en waar geen geld meer in wordt gestopt. En vooral: bewoners moeten meer zelf doen én daartoe in de gelegenheid worden gesteld.
Woningcorporatie Ymere organiseerde maandag 12 april een drukbezocht debat in Pakhuis De Zwijger over de toekomst van de wijkaanpak. De bijeenkomst was binnen enkele dagen volgeboekt. Het onderwerp leeft kennelijk. De centrale vraag van de avond: hoe verder, nu het geld opdroogt. Daarop kwam geen echt duidelijk antwoord.
Volgens inleider Paul Schnabel (directeur Sociaal & Cultureel Planbureau) is het ook uitermate lastig het rendement te meten van al die investeringen in problematische wijken. Het is een gebied met "wicked problems and fuzzy solutions". Het is namelijk uiteindelijk vooral mensenwerk, waar je bovendien vaak pas na jaren effect van ziet.
Er zijn geen standaardrecepten die tot succes leiden. Je kunt volgens Schnabel makkelijker vaststellen hoe het niet moet, dan hoe het wel moet. Hij had niettemin toch nog een paar wenken. Wat volgens hem meestal werkt, is woningverbetering. Menging van koop en huur helpt ook. En voor een minimaal gemeenschapsgevoel en vertrouwen in de eigen buurt is het noodzakelijk dat de belangrijke factoren van sociale ondermijning worden bestreden: rotzooi, overlast en onveiligheid.
Wat niet werkt is om er alleen nieuwbouw neer te zetten, zonder andere programma’s. Je moet evenmin directe heil verwachten van sociale menging. Het mengen van koop- en huurwoningen is vooral succesvol omdat het voorzieningenniveau in een buurt daardoor verbetert. De aanpak van probleemwijken laat zich volgens Schnabel karakteriseren als het behandelen van een depressie: je begint meestal met medicatie (renovatie, sloop/nieuwbouw), dan met gesprekken (burgers betrekken). Daarna ga je veel oefenen (buurtprojecten). “En de behandeling neemt veel tijd in beslag.”
Integrale benadering
Pieter de Jong van Ymere beklemtoonde dat een integrale benadering noodzakelijk blijft om resultaten te boeken. Nu er minder geld is, betekent dat scherpere keuzes in wát je kunt doen en in wélke wijken. De ingestorte huizenmarkt bedreigt de sociale menging, volgens hem een van de belangrijkste manieren om buurten te verbeteren. De afgelopen jaren sloopten corporaties sociale huurwoningen en zetten daar een mix van sociale huur- en koopwoningen voor in de plaats. Nu verkopen ze echter nog mondjesmaat woningen in vernieuwingsgebieden. De Jong pleit er daarom voor goedkopere koopwoningen te gaan bouwen en de nieuwbouw van sociale huurwoningen te vertragen. De wijkvernieuwing zal daardoor een stuk langzamer gaan.
Volgens Heinz Schiller van de Stichting Doenja (Utrecht) is het helemaal niet erg als er eens stevig wordt gekapt in het woud van projecten. Volgens hem werken vier van de vijf projecten niet. Hij pleit ervoor vooral in te zetten op onderwijs, met name voorschoolse educatie. “Niet steeds weer iets nieuws doen.”
Diverse sprekers benadrukten de enorme hoeveelheid partijen die in de wijken actief zijn. En het lukt volgens René Scherpenisse (sinds kort directeur van de Tilburgse corporatieTiwos) veel instituten niet om dienstbaar te zijn aan wijkbewoners: “Het zou goed zijn minder verschillende dingen te doen, maar goed." Met veel andere sprekers benadrukte hij dat het eigenaarschap van initiatieven naar de burgers moet.
Ymere kan volgens bestuursvoorzitter Roel Steenbeek, in tegenstelling tot sommige andere corporaties, nog wel investeren. Maar hij waarschuwt dat verdere overheidsbezuinigingen een bedreiging vormen. “We moeten nog wel kunnen blijven investeren.”
Wethouder Freek Ossel van Amsterdam benadrukte dat de rijksoverheid de verantwoordelijkheid voor de stedelijke vernieuwing overdraagt aan de gemeenten zonder daarvoor nog middelen ter beschikking te stellen. Maar Amsterdam moet zelf ook bezuinigen. Daardoor worden nu allerlei projecten geschrapt, ook in achterstandswijken. Het Turbo-zwemmen moet het bijvoorbeeld voortaan zonder subsidie doen. Ossel: “We maken scherpe keuzes en focussen op de moeilijkste wijken.”
Joke Bakker, voorzitter van de LSA, de vereniging van bewoners van achterstandswijken, heeft een duidelijk advies aan corporaties en gemeenten. Luister beter naar bewoners, juist in deze moeilijke tijden. Die weten namelijk het beste welke aanpak werkt.