Opkomen voor de cultuurhistorische kwaliteiten van naoorlogse architectuur en stedenbouw in Amsterdam is een moeizame taak. Jeroen Schilt van het gemeentelijk Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) kan er over mee praten. Op initiatief van de toenmalige Stedelijke Woningdienst (SWD) werkte de architectuurhistoricus eind jaren negentig mee aan het inventariseren van architectonische en stedenbouwkundige waarden in de Westelijke Tuinsteden. Voormalig hoofd van de SWD Ab Vos wilde bij het uitwerken van de stedelijke vernieuwingsplannen een verantwoorde afweging kunnen maken tussen sloop en behoud van afzonderlijke complexen. Niemand zat immers te wachten op een herhaling van de fouten die in de jaren tachtig met de stadsvernieuwing waren gemaakt. Veel karakteristieke negentiende-eeuwse panden waren toen verloren gegaan en hadden sommige buurten definitief van een betere toekomst beroofd.
“Hek om buurt is voorbarig” |
De stadsbestuurders hadden zo hun eigen gedachten over de afweging tussen sloop en behoud van naoorlogse buurten. Het was al moeilijk genoeg om in de stad de handen op elkaar te krijgen voor een tweede grootschalige vernieuwing van een naoorlogse wijk. De emotionele discussies over de sloop van de Bijlmer lag wethouder Stadig nog vers in het geheugen. Dat moest in de Westelijke Tuinsteden worden voorkomen. Nadat Schilt en zijn collega’s een eerste globale waarderingskaart hadden gemaakt, werd op het stadhuis het project onmiddellijk stilgelegd. De grootste pleitbezorger van de inventarisatie – Ab Vos – was door een reorganisatie inmiddels van het toneel verdwenen. Klachten van de Welstandscommissie dat ze een raamwerk misten om goede besluiten te kunnen nemen, werden door Bureau Parkstad en stadsdeelbestuurders aanvankelijk genegeerd.
Kansen voor Noord |
In de Westelijke Tuinsteden is de architectonische en stedenbouwkundige waarderingskaart te laat gekomen om sloopbesluiten te beïnvloeden. Veel vernieuwings- en uitwerkingsplannen zijn bestuurlijk al vastgelegd. De stedelijke vernieuwing in Noord is nog niet zo ver. Daar liggen voor monumentenbeschermers nog kansen om waardevolle gebouwen voor de slopershamer te behoeden. Er moet wel eerst een kaart worden gemaakt met de kwaliteiten van de afzonderlijke naoorlogse gebouwen. Het was ooit de bedoeling dat Bureau Monumenten en Archeologie die zou ontwikkelen. Maar daar is het nooit van gekomen. Toch zou Franck Storm van woningcorporatie AWV het een goed idee vinden als van tevoren meer duidelijkheid ontstaat over de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van de woningcomplexen. “Zorg wel voor een zo objectief mogelijk oordeel. Ik moet het bewoners wel kunnen uitleggen als we een pand niet gaan slopen. In de Van Tijenbuurt leidde ooit het besluit om een gebouw vanwege zijn waardevolle gevel te renoveren tot protesten uit de buurt.” |
Volgens Schilt is het vooral aan Maurits de Hoogh van de Dienst Ruimtelijke Ordening te danken dat in 2003 uiteindelijk toch een gedetailleerde waarderingskaart van de Westelijke Tuinsteden verscheen. “Hij heeft een systematiek verzonnen waarbij ieder bouwwerk werd beoordeeld op vier onderdelen: de indeling, de architectonische uitwerking van de gevels, de verkaveling en de bijdrage aan het tuinstedelijk karakter. Hoe meer punten een complex op deze aspecten scoorde, hoe hoger het gebouw op de kaart werd gewaardeerd. Uiteindelijk hebben we de scores zelfs nog iets naar beneden moeten afronden. Er kwamen naar onze smaak te veel hoog gewaardeerde complexen uit de inventarisatie. Je moet wel reëel blijven in een vernieuwingsgebied.”
Slotermeer hoogst gewaardeerd
Wie de kaart bekijkt, valt het onmiddellijk op dat vooral Slotermeer veel gebouwen en straten heeft met een hoge architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit. Volgens Jeroen Schilt is dat ook niet vreemd. “Het is het oudste en meest vriendelijke deel van de Westelijke Tuinsteden met een grote variatie aan woonvormen, veel laagbouw, een open verkaveling en een uitgekiende groenstructuur. De uitgangspunten van Van Eesteren zijn er nog goed te herkennen, omdat er in de afgelopen jaren weinig aan de wijk is veranderd. Ik ben dan ook blij dat het stadsdeel heeft besloten om een deel van Slotermeer aan te wijzen als beschermd stadsgezicht.”
Delen van Geuzenveld hebben van Schilt en zijn collega’s ook een hoge waardering gekregen, zoals de Dudokbuurt met zijn lage bejaardenwoningen en een flink aantal flats. Ook complexen die Far West in de Van Tijenbuurt en de Bakemabuurt wil slopen, zouden in gebieden staan met een hoge architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit. Schilt is er nog altijd boos over. “Van die wijken blijft niets over als je door sloop de samenhang tussen de gebouwen verbreekt.”
Slotervaart en Osdorp scoren wat lager op de waarderingskaarten van BMA. Wel valt op dat in Slotervaart het overgrote deel van de hooggewaardeerde woningcomplexen in handen is van particulieren, waaronder het monumentale wooncomplex Sloterhof van architect Berghoef. De kans op sloop is volgens Schilt daardoor wel iets kleiner, maar je weet nooit of zij ook bereid zijn om hun bezit goed te onderhouden. Osdorp heeft van de drie stadsdelen nog de minste complexen met een hoge architectonisch en stedenbouwkundige kwaliteit in huis. “Van alle tuinsteden is het ook de jongste met oorspronkelijk veel industrieel geproduceerde portieketageflats”, aldus Schilt.
Geen sloop in Van Eesterenmuseum
De kaart is bij veel bestuurders slecht gevallen. Uit angst voor een opleving van de discussie over de vernieuwingsoperatie heeft het Bestuurlijk Overleg Parkstad het document nooit als officieel beleidsstuk willen vastleggen. Er verscheen alleen een boekje met een aantal ’parels’ – individuele gebouwen met topkwaliteit – die behouden zouden moeten worden. De veel uitgebreidere kaart is daardoor ook nooit op grote schaal onder bewoners of instellingen verspreid.
“Het kan niet zo zijn dat je helemaal voorbij gaat aan de bouwtechnische staat” |
De stadsdeelraad van Geuzenveld-Slotermeer heeft zich desondanks weinig aangetrokken van de bezwaren van corporaties en bestuurders tegen de publicatie. In 2006 besloot zij op initiatief van de PvdA-fractievoorzitter een groot deel van het hoog gewaardeerde Slotermeer aan te wijzen tot beschermd stadsgezicht. Het dagelijks bestuur werd opgedragen om van de buurt een museum ter ere van Cornelis van Eesteren te maken, compleet met wandelroutes en informatiecentrum. Uit de conceptplannen van het DB blijkt dat corporaties er dadelijk alleen nog maar bezit mogen slopen als dat “om programmatische of bouwtechnische redenen strikt noodzakelijk is”. Financiële of strategische overwegingen zijn niet voldoende om sloop te rechtvaardigen. Bovendien moet er altijd in dezelfde ‘footprint’ worden teruggebouwd.
Eenzijdige besluitvorming
Directeur Jacques Thielen van Far West is niet blij met het besluit van het stadsdeel. Hij hekelt de eenzijdige besluitvorming. “Ik heb er op zich niets op tegen om kenmerkende delen van de erfenis van Van Eesteren te behouden of gebouwen in dezelfde ‘footprint’ terug te bouwen. Maar ik had dat liever op basis van gemeenschappelijk overleg gedaan. Dan was er een gefundeerde en afgewogen keuze ontstaan.” Architectonische en stedenbouwkundige waarden zijn voor hem ook slechts een paar van de vele aspecten waarmee je rekening houdt bij het maken van vernieuwingsplannen. “Het kan niet zo zijn dat je bij woningen helemaal voorbij gaat aan hun bouwtechnische staat. Ik vind het ook raar dat het stadsdeel ineens roept dat in een groot deel van Slotermeer financiële argumenten geen rol mogen spelen in de discussie. Ik weet niet of zo’n voorwaarde wel juridische status heeft.”
Franck Storm, directeur projectbureau Nieuw West van corporatie AWV, is het met Thielen eens. “Architectonische of stedenbouwkundige kwaliteiten kunnen nooit leidend zijn bij besluiten over sloop of renovatie in een vernieuwingsgebied. Het is één van de zaken waarmee je rekening houdt.” AWV heeft geen bezit in het toekomstige Van Eesterenmuseum, maar Storm vindt het voorbarig dat het stadsdeel er nu al een hek omheen zet. “Ga eerst eens kijken welke kansen zo’n gebied heeft. Met een verbod op aanpassingen zoals liften sluit je grote groepen bewoners uit. Misschien steken eigenaren dadelijk wel helemaal geen geld meer in het gebied.”
Stadsdeelwethouder Piet Dikken vindt de kritiek van de corporaties overdreven. “Binnen het Van Eesterenmuseum is nog heel veel mogelijk. Sloop is er niet verboden. Corporaties moeten gewoon wat creatiever zijn. Misschien kost het hen iets meer geld en tijd, maar wie cultureel erfgoed wil bewaren moet er ook iets voor over hebben.” Dikken vindt het vooral belangrijk dat in discussies over de toekomst van een gebied altijd de architectonische en stedenbouwkundige waarden worden meegenomen. “Het is best mogelijk dat je uiteindelijk toch kiest voor sloop als de woningen erg slecht zijn en bewoners renovatie niet zien zitten. Maar dan heb je de waarde van het complex in ieder geval meegewogen. Ik wil af van de gemakzucht en de eis dat alles op een koopje moet.”
Meer vrijheid door Parkstadddeal?
Door de Parkstaddeal krijgen corporaties dadelijk wel meer vrijheid om zelf over sloop of renovatie van afzonderlijke gebouwen te beslissen. In de globale vernieuwingsplannen kunnen stadsdeelbestuurders en bewoners nog meepraten over het slopen of behouden van bepaalde buurten. Maar zolang de uitwerking daarvan binnen de afgesproken randvoorwaarden valt, heeft de corporatie de handen vrij om te doen wat ze wil. Is Dikken niet bang dat hij door de nieuwe afspraken weinig invloed meer heeft op individuele sloopbesluiten? “Nee hoor. We moeten als stadsdeel corporaties vooraf duidelijke randvoorwaarden meegeven. Dan heb ik er wel vertrouwen in dat corporaties een goede afweging maken. Een voorbeeldig gerenoveerde buurt met hoge architectonische waarde kan ook voor hen een visitekaartje zijn.”
Jaco Boer