Het Amsterdams college wil de regels voor woningdelen versoepelen. Daartoe worden de regels voor kamerverhuur en woongroepen gelijk getrokken. Het belangrijkste verschil tussen de twee vormen is dat er bij woongroepen ook sprake moet zijn van een gezamenlijke keuken of woonkamer. De lijst met voorwaarden voor woningdelen die het vorige college had opgesteld zou komen te vervallen. Daartoe hoorden onder andere minimummaten voor kamer en totale vloeroppervlakte.
De vorige regeling voor woningdelen en kamerverhuur is pas in 2014 ingevoerd. Wethouder Ossel had na lange consultatie een raadsvoordracht opgesteld die zowel een dam op zou moeten werpen tegen 'verkamering' en daarmee prijsopdrijving van vrijesectorappartementen (en de overlast die dat met zich mee bracht) als tegemoet komen aan de behoefte aan 'friends'-samenlevingsvormen. Het eindresultaat kon weinigen bekoren. Er wordt bovendien niet op gehandhaafd. Zelfs corporaties laten geen woongroepvergunning aanvragen voor de appartementen die ze via friends-contracten verhuren.
Voor VVD-raadslid Daniël van der Ree, destijds mede-initatiefnemer van een regeling voor woningdelen, was de minimumomvang per kamer van 15 vierkante meter reden om tegen te stemmen: “Een gemiddelde slaapkamer in de Amsterdamse oudbouw voldoet daar helemaal niet aan. En zelfs als je die norm als een gemiddelde mag beschouwen, betekent het dat je een vierkamerwoning met slaapkamers van 13, 10 en 9 m2 niet aan een woongroep van drie leden mag verhuren. Terwijl die daar wel heel goed geschikt voor is.”
Het college spreekt nu in het persbericht überhaupt niet meer over minimummaten. Er blijven twee eisen: er moet ook een gezamenlijke kamer zijn en er gelden specifieke geluidseisen. Het college wil het voortaan aan de verhuurder en de huurder laten of alleen de kamer of de gehele woning wordt verhuurd. Om het beleid te kunnen aanpassen moet overigens de Huisvestingsverordening nog worden aangepast.
HUIDIGE REGELING:
Zie ook: Strenge regels voor woningdelen (NUL20, januari 2014)