Overslaan en naar de inhoud gaan

Metropoolregio Amsterdam neemt voortrekkersrol in toepassing houtbouw

Image
Met de ondertekening van het Convenant Houtbouw MRA 2021-2025 op 21 oktober committeert zich een groot aantal partijen aan het realiseren van een schaalsprong in de toepassing van hout - of liever: biobased materialen - in de woningbouw in de Metropoolregio Amsterdam. De convenantpartners bestaan uit een mix van overheden, kennisinstellingen, vastgoedpartijen, woningcorporaties, architecten- en ingenieursbureaus en banken. Doelstelling is het realiseren van 20 procent circulaire houtbouw vanaf 2025. Met de huidige woningproductie van 15.000 nieuwe woningen per jaar in de MRA komt dit overeen met ongeveer 3.000 houtbouwwoningen per jaar. 
 
Dat betekent niet dat de woningen volledig van hout moeten zijn. Een woongebouw telt mee als houtbouw indien het volume van de draagconstructie (excl. fundering) een bepaalde percentage biobased is. Voor grondgebonden woningen is dat minimaal 80 procent, voor gestapelde woningbouw onder tien lagen minimaal 65 procent en voor hoogbouw minimaal 50 procent. Het hout komt bij voorkeur uit Europa en is voor minimaal 70 gecertificeerd hout (FSC en/of PEFC). Naast de duurzaamheidsdoelstelling willen de convenantpartijen met deze route ook industrialisatie en efficiëntie in de bouw stimuleren. Door meer schoon werk in assemblagefabrieken hoopt men daarnaast het werken in de bouw aantrekkelijker te maken.
Wanneer sprake van houtbouw?
  • Grondgebonden woningen:
    80% biobased

     
  • Gestapelde bouw <10 woonlagen: minimaal 65% biobased
     
  • Hoogbouw:
    minimaal 50% biobased
 

Klimaatakkoord

"In hele korte tijd is het bewustzijn bij alle professionele partijen in de vastgoed- en gebiedsontwikkeling gegroeid," stelt Bob van der Zande, programmaleider Houtbouw MRA, tevreden vast: "Houtbouw op grote schaal is niet meer weg te denken als we de afspraken uit het Parijse klimaatakkoord willen halen."
Er is de komende jaren wel veel huiswerk voor de convenantpartners om deze omslag te realiseren. Van de rijksoverheid wordt gevraagd de CO2-opslag in hout anders te waarderen in de milieuprestatiescore (MPG) en de wetgeving rond brandveiligheid en akoestiek te moderniseren, provincies moeten bosbouw stimuleren, gemeenten en ontwikkelaars moeten locaties en projecten aandragen, en alle partijen en met name de kennisinstellingen moeten de collectief ontwikkelde kennis beschikbaar stellen en deskundigen op elk niveau opleiden.
 
Zorgen over de biodiversiteit van productiebossen en sterk fluctuerende houtprijzen zijn er ook, zegt Gertjan van der Baan, CEO van Vesteda: "Het hout moet wel uit duurzaam beheerde productiebossen komen, waar constante nieuwe aanplant voorop staat. En die bomen moeten we nu planten, om ons te beschermen tegen toekomstige prijsstijgingen." Niettemin is voor hem houtbouw een 'no-brainer'. Vesteda gaat voor de 20 procent houtbouw in de MRA en zal die projecten in hetzelfde fonds opnemen als de andere typen woningen. "Diversiteit draagt zo bij aan risicoreductie."
Ook de NEPROM (Vereniging van ontwikkelaars) schaart zich bij monde van voorzitter Desirée Uitzetter (BPD) achter het MRA-initiatief. Het is volgens haar goed dat publieke en private partijen gezamenlijk spelregels en voorwaarden ontwikkelen. Houtbouw en industrieel bouwen zijn volgens haar geen doelen op zich, maar een weg om "toekomstbestendige gebiedsontwikkelingen te realiseren die een gezond en prettig woonmilieu bieden met de kleinst mogelijke negatieve impact op milieu."
 
De citaten zijn afkomstig uit de publicatie De Houtbouw Revolutie (zie onder)