Wonen in kantoren
De kantorenmarkt is al een tijd geen groeimarkt meer. Alles draait nu om vervanging en de onderkant van de markt wordt ondertussen steeds kanslozer. Helaas leidt dit in een land met een grote behoefte aan woonruimte, bijvoorbeeld van jongeren en studenten, nog maar zelden tot transformatie. Eigenaars willen hun te hoge boekwaarden incasseren, veel gemeenten houden zich liever afzijdig en corporaties zijn huiverig voor een woud aan regels. Er is dus maar weinig praktijkervaring om op terug te vallen. Maar als initiatieven wél worden doorgezet ontstaan vaak bijzondere plekken, woongebouwen met fraaie entrees of hoge plafonds (in het eerder bij Uitgeverij 010 verschenen ‘Transformatie van kantoorgebouwen’ staan daar fraaie voorbeelden van).
Om te voorkomen dat ieder project weer bij nul begint, is nu deze Transformatiewijzer samengesteld. Het SBR, een kennisplatform voor de bouw, heeft oog voor de praktische kant van de zaak. Dit zorgvuldig opgebouwde boek bespreekt na een inleiding alle voorkomende financiële en regelkundige onderdelen van transformatie tot woningen (dus niet tot hotels of alternatieve bedrijfsverzamelgebouwen).
Zo wordt onder meer afgerekend met het grote misverstand dat het hierbij om nieuwe woningen gaat. Veel lastige bepalingen uit het Bouwbesluit vallen daardoor weg. Verder worden mogelijkheden besproken om bestaand onroerend goed fiscaal gunstig (tegen overdrachtsbelasting) te leveren.
Transformatiewijzer: van kantoor naar woonruimte; perspectief, financiën en regelgeving, diverse auteurs, een uitgave van SBR Rotterdam, gebonden, 90 pagina’s, bestellen via: verkoop@sbr.nl, € 125 (plus BTW en verzendkosten)
Vooruitgang: dus een plat dak
Kort na de tweede wereldoorlog werd het modernisme de dominante stroming binnen de Nederlandse architectuur. De vooroorlogse traditie werd eenvoudig als ‘reactionair’ terzijde geschoven. In die sterk ideologisch bepaalde periode gold het uitgangspunt dat slechts één opvatting de juiste kon zijn. Een schuin dak werd in een buurland als Duitsland bijvoorbeeld al snel als opleving van een inmiddels ongewenst verleden gezien. Bij de vooruitgang en wederopbouw kon slechts sprake zijn van platte daken.
Tientallen jaren regeerden functionalisme en ingenieursrationaliteit. Maar met die neiging om gebouwen en straten als een verzameling functies te beschouwen ontstond tegelijk esthetische armoede en een gebrek aan beleving. Meer gerealiseerd vloeroppervlak droeg niet automatisch bij aan meer woongenot.
Architectuurhistoricus Hans Ibelings beschrijft in het tweetalige ‘De nieuwe traditie/The new tradition’ waarom gebouwen en omgevingen juist het alledaagse zouden moeten visualiseren en herkenning en beschutting kunnen bieden. Misschien wel juist in een dynamische - maar ook vervreemdende - tijd van internet en globalisering. Dat geldt voor buurten en dorpen, maar ook voor steden. Zonder duidelijke herkenningspunten en een gedeelde lokale geschiedenis kan die vervreemding snel toeslaan. Zeker als autistische (‘moderne’) hoge gebouwen en grootschalige sloop en nieuwbouw het weefsel van de omgeving verstoren.
Maar uit het rijkelijk aangeboden beeldmateriaal valt op te maken dat het teruggrijpen en voortbouwen op eerdere architectonische inzichten, ‘de traditie’ als tegenbeweging, al langere tijd gaande is. Hierbij gaat het dan bij uitstek om geborgenheid en zorgvuldige inpassing in de omgeving. Onconventionaliteit en ‘het gebouw als machine’ zijn leuk voor architectuurtoeristen, niet voor bewoners.
Architectuurhistoricus Vincent van Rossem schreef een hoofdstuk over de historische disputen (ruzies) tussen de verschillende groepen architecten, en de daaruit resulterende inzichten. Duidelijk wordt uit deze beschrijving in vogelvlucht de aanmatiging van diverse partijen, zeker de Moderne Beweging.
‘De nieuwe traditie’ is opgebouwd uit korte, goed leesbare teksten, wat voor een boek over architectuur bijzonder is. Verder veel, maar eenzijdig samengesteld, beeldmateriaal. Wat dit boek mist is een paar goede gesprekken met architecten/stedenbouwkundigen die gebruik maken van traditionele inzichten. In hoeverre biedt die vooroorlogse traditie daadwerkelijk aanknopingspunten, bijvoorbeeld voor de verdichting van steden of de zichtbare samenhang binnen VINEX-locaties? Ook een sluitende verklaring voor de langdurige populariteit van het modernisme, en het effect op de architectenopleidingen, ontbreekt. Toch zou je van architecten die zich op de modernistische canon beroepen een reactie willen lezen op die nieuwe traditionele straten en huizen. Naast foto’s van nieuwbouw met een traditioneel karakter zouden bovendien voorbeelden van modernistische nieuwbouw, als illustratie van de verschillen, interessante inzichten kunnen opleveren.
De nieuwe traditie; continuïteit en vernieuwing in de Nederlandse architectuur, Hans Ibelings en Vincent van Rossem, SUN Amsterdam, gebonden,
270 pagina’s, ISBN 978-90-8056-6927, € 34,50
Het boek is geheel tweetalig (Engels).
Water in de stad
Zware regenval en daaropvolgende wateroverlast zijn ook in het volgebouwde Amsterdam niet onbekend. Ingenieurs proberen met slimme, maar zeer kostbare ingrepen het tijdelijk teveel aan water op te vangen en snel weer af te voeren. Pötz en Bleuze bepleiten een bredere aanpak. Stedelijk water kan je beter zien te beheersen waar het nodig is, dicht bij de gebruikers. Dat kan onder meer door grasdaken, humusrijke groenstroken of waterstraten. Maar zichtbaar water kan ook een visuele verrijking van een woonomgeving zijn. Architecten en stedenbouwkundigen hebben dit ook ontdekt, zoals onder meer op IJburg valt te zien.
In ‘Vormgeven aan stedelijk water’ passeren dertig duurzame ontwerpen voor waterprojecten binnen bebouwde omgevingen de revue, waaronder vier Amsterdamse. Daarbij gaat het dus niet alleen om aantrekkelijke blauwe natuur, maar ook om waterbesparing en -zuivering, stedelijke kringlopen met greppels, poelen en vijvers, en decentrale oplossingen (zoals helofytenfilters). Aspecten als waterbalans, afvoer, buffering, klimaatbeheersing van gebouwen (met water), energieopwekking, avontuurlijke speelplekken én mogelijkheden voor participatie komen uitgebreid aan de orde.
Voor duurzaam waterbeheer zijn in Nederland miljardeninvesteringen nodig. Dit is misschien het moment om veelzijdige watertoepassingen vroegtijdig in stedenbouwkundige planvorming op te nemen.
Vormgeven aan stedelijk water; synergie van natuur, techniek en esthetiek, Hiltrud Pötz en Pierre Bleuze, SUN Amsterdam, gebonden, 215 pagina’s, ISBN 978-94-6105-0021, € 39,50
Tijdschriften
Tot de meeste vakbladen die begin maart in de schappen lagen, was de val van het kabinet nog niet doorgedrongen. Alleen Aedes Magazine (nr.4 24 febr.) kon nog melden dat CDA en ChristenUnie mogelijk als rompkabinet door zouden gaan. Inmiddels weten we dat Van der Laan en Cramer zijn vervangen door ‘OV Chipkaart’ Tineke Huizinga en defensiespecialist Van Middelkoop, die daarmee de kazernes uitbreidt met de achterstandswijken.
Wat daar kan gebeuren, hebben we in Culemborg-Terweijde kunnen zien. Aedes Magazine nr.4 sprak met een medewerker van de lokale corporatie Kleurrijk Wonen en vroeg hem wat je als woningverhuurder op zo’n moment eigenlijk doet? “Gedupeerde bewoners helpen en in de toekomst eerder problemen signaleren”. De manager stak ook de hand in eigen boezem. “We hebben de heftigheid van de onderhuidse spanningen onderschat. Eigenlijk hadden we twee jaar geleden al straatcoaches of politie moeten inschakelen. Van overlast was immers al lang sprake.” Corporatiemedewerkers in Groningen en Ede die in het verleden ook met incidenten in hun wijken te maken kregen, lieten in het blad soortgelijke geluiden horen. De Amsterdamse corporaties zijn gewaarschuwd: wees er snel bij.
De sociale veiligheid in achterstandswijken kan ook via herstructurering worden aangepakt. Hoe en of dat werkt, wordt de komende jaren verder onderzocht met een nieuwe leerstoel aan de UvA over sociale veiligheid in de stedelijke publieke ruimte. De betrokken hoogleraar Karin Wittebrood gaat in Rooilijn (jg. 43, nr.1) alvast in op een aantal recente onderzoeken. Zo blijken functiemenging en een andere inrichting van straten en pleinen het veiligheidsgevoel van bewoners te kunnen vergroten. Maar het meeste effect heeft nog altijd het veranderen van de bevolkingssamenstelling in achterstandswijken. Hoe minder lastige jongeren er wonen, hoe veiliger bewoners zich er voelen. Een wrange conclusie voor architecten en stedenbouwkundigen die geloven in de kracht van een goed ontwerp.