Buitenruimte voor de moderne stedeling
Wat op het eerste gezicht lijkt op een koffietafelboek, blijkt bij lezing een gedegen beschrijving van de bijna driehonderd (!) pleinen die Amsterdam rijk is. Kleine, grote, mooie en helaas ook lelijke. Hilde de Haan en Bob Witman werken als architectuurcriticus voor de Volkskrant en hebben de opdracht van initiatiefnemer Stadgenoot merkbaar serieus genomen. Het resultaat gaat veel verder dan een vlotte historische beschrijving. Pleinen kunnen immers veel gezichten vertonen, waarbij de rol van de gebruikers per decennium, of zelfs per dagdeel kan wisselen.
De Haan en Witman verliezen zich desondanks niet in al te poëtische beschrijvingen, maar blijven rustig analyseren. Zo bekijken ze de wisselwerking met ‘de stad’ vanuit verschillende perspectieven en gaan ze de vraag naar veranderende functies van pleinen niet uit de weg. Kostbare vernieuwingen van bijvoorbeeld het Mercator- of het Museumplein geven aan dat deze open ruimtes noodgedwongen meebewegen met bewoners en beleidsmakers.
De foto’s zijn van Jeroen Musch. Achterin het boek staat een pleinengids.
Amsterdamse pleinen, Bob Witman en Hilde de Haan, Valiz Amsterdam i.o.v. Stadgenoot, gebonden, 210 pagina’s, ISBN 978-90-78088-43-1, prijs €25
Kleurrijke geschiedenis van een gebouw
In ‘De Verfdoos’ beschrijft stadssociologe Ineke Teijmant met veel gevoel voor detail de geschiedenis van het gelijknamige gebouw aan de Slotermeerlaan. NUL20 schreef er eerder over. Het naoorlogse complex kreeg onlangs dankzij de intelligente ingrepen van Van Schagen Architekten een tweede leven. Fotograaf Bart Sorgedrager zorgde voor sprekende hedendaagse beelden, die geplaatst naast de oude zwart-witfoto’s van Jan Versnel (koningin Juliana op bezoek!), al bijna alles zeggen over de demografische veranderingen in de buurt en de flat zelf.
In het boek zit een facsimile van het blad Goed Wonen (“wijst de weg”) uit 1956.
De Verfdoos, Ineke Teijmant, Uitgeverij Bas Lubberhuizen Amsterdam, gebonden,72 pagina’s, ISBN 978-90-5937-249-8, €17,50 (Uit de reeks ‘Veranderende buurten in Amsterdam’)
Station als knooppunt van stedelijke ontwikkeling
Niet alleen pleinen, ook spoorzones rond stations blijken een dankbaar onderwerp te kunnen zijn voor een boek. Dan praten we in Nederland al snel over zo’n 500 hectare. Ton Venhoeven, rijksadviseur voor de infrastructuur, en Koen van Velsen, spoorbouwmeester, beschrijven in ‘Station Centraal’ de veranderende functie van het klassieke station. Een aantal stationslocaties heeft een totale make-over achter de rug. Wachtende reizigers veranderen daardoor in tijd dodende funshoppers of opgewekte klanten van de champagnebar op het perron. Het station wordt een verblijfsgebied en centrale vestigingsplek voor kantoren en bedrijvigheid. Maar het blijft ondertussen natuurlijk vooral een knooppunt van verschillende transportmogelijkheden.
Veel transformaties zitten nog in de pen. Om die succesvol te laten verlopen - met een schuin oog op het omstreden station van Stuttgart - behandelen Venhoeven en Van Velsen thema’s als complexiteit, toekomstbestendigheid en volgtijdelijkheid van deelprojecten. Beleidsmakers moeten overigens niet schrikken van lange doorlooptijden en kunnen ondertussen vast wennen aan de uit Amerika overgewaaide term voor dit type ontwikkeling: ‘transit oriented development’.
De auteurs zijn optimistisch gestemd en bieden behalve veel (ook Amsterdamse) voorbeelden vijf degelijk uitgewerkte Nederlandse casussen.
Station Centraal, over het samenbinden van de stad, Ton Venhoeven en Koen van Velsen, Uitgeverij 010 Rotterdam, ingenaaid, 160 pagina’s, ISBN 978-90-6450-743-4, prijs €24,50
Van schooljongen tot toparchitect
In het prachtig uitgegeven ‘Circumstances’ beschrijft architectuurhistoricus Hans Ibelings de ontstaansgeschiedenis van architectenbureau MVSA, onder meer bekend van de ING-‘schoen’ en La Grande Cour aan het Westerdok. Naamgevers Roberto Eduardo Meyer en Jeroen Wouter van Schooten kennen elkaar van een Hilversums lyceum en zijn nu, tientallen jaren later, behalve bevriend, nog steeds collega’s. Voordat de architectentitel officieel was behaald, runden ze al een eigen bureau. Van woningen en winkels ging het tot steeds grotere opdrachten, tot in het Midden-Oosten toe.
De titel verwijst naar de steeds veranderende opdracht waarvoor een architect zich, tijdens het ontwerpen, ziet gesteld. Denk alleen maar aan de economische conjunctuur. Ibelings laat aan de hand van de geschiedenis van MVSA zien hoezeer een architect genoopt is te opereren binnen een team van ontwikkelaars, aannemers en adviseurs. Hoewel Ibelings pragmatisme noemt als herkenbare eigenschap van het bureau, is in de vele foto’s wel degelijk ook een artistiek handschrift te herkennen. Dan blijkt het spacy interieur van de Shoebaloowinkel niet zo ver weg van het ING House.
In het boek staan veel Amsterdamse ontwerpen.
Circumstances, werk van Meyer en van Schooten architecten, Hans Ibelings, Sun Amsterdam, ingenaaid, 265 pagina’s, tweetalig (N/E), ISBN 978-90-8506-9713, €45
Tijdschriften
In de vakbladen echoën de plannen van het nieuwe kabinet en de bezuinigingen van Amsterdam nog na. In Property NL (nr. 16 - 2010) uiten hoogleraar gebiedsontwikkeling Friso de Zeeuw en Bouwend Nederland-voorman Elco Brinkman hun verbazing over de opheffing van het ministerie van VROM. Dat er op rijksniveau geen aandacht meer is voor ruimtelijke ordening, vinden ze ook onbegrijpelijk. Andere voormannen als IVBN-voorzitter René Hogenboom en Aedes-voorzitter Marc Calon zijn ook zwaar teleurgesteld over het uitblijven van hervormingen op de woningmarkt. Volkshuisvestingskenner Hugo Priemus verwacht nog meer chaos en verwarring. “Iedereen weet dat de hypotheekrenteaftrek niet houdbaar is, dus de onzekerheid op de koopmarkt blijft bestaan.” Het tijdschrift gaat ook uitgebreid in op de aangekondigde halvering van de nieuwbouwplannen in de hoofdstad. Amsterdam blijkt niet alleen te staan in zijn bezuinigingsdrift. Den Haag trok onlangs de stekker uit een groot aantal projecten, waaronder de vernieuwing van Scheveningen en bedrijventerrein de Binckhorst. Een derde van de duizend ambtenaren bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling staat er binnenkort op straat. In de hoofdstad zullen waarschijnlijk zo’n 100 tot 150 banen in de ruimtelijke sector worden geschrapt, geeft Maarten Van Poelgeest aan in het oktobernummer van Building Business (nr. 8 - 2010). In een lang interview kijkt hij uitgebreid terug op de gesprekken met de projectleiders die hun plannen bij de wethouder moesten verdedigen. “Het ging er soms heftig aan toe”, aldus Van Poelgeest. “De ambtenaren zijn verknocht aan hun project en wisten dat er voor een aanzienlijk deel van hen geen werk meer is.” Toch is er geen alternatief. De tijd van de dikke masterplannen is volgens Van Poelgeest voorbij. Projecten moeten simpeler en kleiner worden. “Met stapsgewijs ontwikkelen lopen we nu eenmaal minder risico.” Het klinkt als de grafrede voor integrale gebiedsontwikkeling. [JB]