Een gezin met een laag middeninkomen dat nu nog te veel verdient voor een sociale huurwoning moet daarvoor toch in aanmerking kunnen komen. Voor alleenstaanden wordt het juist lastiger om een corporatiewoning te krijgen, zo blijkt uit woningmarktplannen van minister Ollongren.
Ollongren wil voortaan de inkomensgrens voor sociale huur laten afhangen van het grootte van het huishouden. Dat betekent dat bepaalde gezinnen die meer verdienen dan 38.000 euro straks wel in aanmerking komen voor een woning in de gereguleerde sociale sector. Tegelijkertijd wil het kabinet eenpersoonshuishoudens minder makkelijk toegang verlenen tot sociale huur. Voor die groep gaat de inkomensgrens juist omlaag. Over de precieze hoogte van de inkomensgrenzen laat het kabinet zich nog niet uit.
Meer differentiatie in de inkomensgrenzen is eerder voorgesteld door de commissie Van Bochove. Aedes en Woonbond vinden het verlagen van de inkomensgrens voor eenpersoonshuishoudens een zorgelijke ontwikkeling. Ook omdat deze groep veel problemen heeft bij het vinden van een woning. Anderzijds zouden zij – gelet op de koopkrachtverschillen – ook graag zien dat er onderscheid wordt gemaakt tussen twee-, drie- en meerpersoonshuishoudens. Egbert de Vries, directeur van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties (AFWC), kan de redenering van het kabinet als zodanig wel volgen. “Er kan onderscheid zijn in inkomensgrenzen, afhankelijk van de samenstelling van het huishouden”, zo zegt De Vries. Maar aan dat onderscheid moet naar zijn mening een objectieve norm ten grondslag liggen. “De Amsterdamse corporaties vinden dat voor betaalbaarheid zoveel mogelijk aansluiting moet worden gevonden bij de normen van het NIBUD. Volgens het NIBUD is het verstandig onderscheid te maken tussen alleenstaanden, stellen en gezinnen met kinderen. Dat onderscheid kan ook zijn de inkomensgrens.” Hij vraagt daarbij wel aandacht voor de uitvoerbaarheid van het gebruik van verschillende inkomensnormen.
Het doel dat niet meer Nederlanders een beroep zullen kunnen doen op een woning in de gereguleerde sector, is tegen het zere been van Aedes en Woonbond. "In het voorstel wordt meegewogen dat de doelgroep niet groter mag worden. Dat is wat ons betreft echt de wereld op zijn kop: het woningmarktbeleid moet worden gebaseerd op daadwerkelijke slaagkansen van huishoudens, niet op een papieren werkelijkheid", aldus beide organisaties. De Vries deelt die kritiek. "Kennelijk is het uitgangspunt dat het aantal mensen dat recht heeft op een sociale huurwoning hoe dan ook niet mag toenemen. Daardoor daalt de inkomensgrens voor alleenstaanden, wat die groep in de problemen kan brengen. Sturen op het aantal rechthebbenden kan niet de bedoeling zijn.”
Verder volgt het kabinet de afspraak dat bij woningcorporaties het totaal aan huurstijgingen niet hoger mag zijn dan de inflatie. De begrenzing geldt niet voor aanpassingen van de huurprijs bij een nieuwe verhuring of bij woningverbetering. Ook ondersteunt Ollongren een systeem waarbij de besparing op de energielasten altijd hoger gaat uitvallen dan de doorberekening van verduurzaming in de huurprijs. Voor hogere inkomens in de sociale huursector wordt het mogelijk gemaakt dat zij in snellere sprongen een huur gaan betalen die past bij hun inkomen.
Het kabinet werkt verder aan een 'noodknop' aan om de stijging van middeldure huren te begrenzen. In gemeenten waar zich sterke prijsstijgingen in de vrije sector voordoen wordt de maximum huurprijs gekoppeld aan de WOZ-waarde. Deze maatregel gaat alleen gelden voor nieuwe verhuringen.