In deze laatste bijdrage beschrijft planoloog Zef Hemel zijn visie op Amsterdam tien jaar later. De huidige bouwputten zijn dan verdwenen, de stedelijke economie floreert en de stad is een toeristenmagneet. Maar de druk op de woningmarkt neemt verder toe en de overheid zal het verschil niet meer maken. Het zijn de stedelingen zelf die over het succes van de stad gaan. En dan is er nog de klimaatcrisis.
NUL20 bestaat in 2012 tien jaar. De redactie wilde in dit jubileumjaar niet tevreden terugblikken, maar vooral vooruitkijken. Hoe staat de regio Amsterdam er over tien jaar voor? Welke trends tekenen zich af en op welke wijze kunnen die eventueel worden beïnvloed? In elk van de vijf verschenen nummers vond u de visie van een deskundige buitenstaander op ‘De Amsterdamse metropool, tien jaar later’. Eerdere bijdragen kwamen van Hugo Priemus, Pieter Tordoir, Leonie Janssen-Jansen, Andy van den Dobbelsteen en Joost Beunderman. We besluiten de reeks met een bijdrage van Zef Hemel, hoogleraar Grootstedelijke Vraagstukken (Wibautleerstoel). |
Amsterdam over tien jaar? Dan zullen de meeste bouwputten gesloten zijn, dan is alles waar we op dit moment nog druk mee bezig zijn eindelijk gereed. En zoals het zich nu laat aanzien, komt er niets meer van de tekentafel dat tegen die tijd nog om uitvoering vraagt. Hoogstens nog wat beheer hier en daar. Stadsontwikkeling hebben we over een paar jaar misschien helemaal opgedoekt, de planologen naar huis gestuurd. Het Rijksmuseum straalt, de Noord/Zuidlijn rijdt, de Tweede Coen zal zijn geopend. Over tien jaar is Amsterdam eindelijk af. Tevreden blikken we dan terug op een mooie periode, de hoogconjunctuur van de jaren negentig en de jaren nul hebben we goed benut, dan zullen we tegen elkaar zeggen: onze Derde Gouden Eeuw ligt achter ons. Of toch niet?
Voorspellen kunnen we natuurlijk niets, maar er zijn twee ontwikkelingen die de hoofdstad tegen die tijd nog in beweging kunnen brengen, de ene prettig, de ander veel minder prettig.
Laat ik met de minder prettige beginnen. De klimaatverandering zal over tien jaar, hoe dan ook, flink zijn voortgeschreden. Sommigen beweren precies te kunnen berekenen tot hoever. Niets is echter grilliger dan het weer, laat staan het klimaat. Een radicale omslag lijkt mij niet uitgesloten, waarbij bijvoorbeeld een koude golfstroom met eindeloos veel gesmolten ijswater van de Noordpool voor de kust van Canada in beweging komt en plotsklaps naar ons toe beweegt. Klimaatadaptatieprogramma’s die miljarden kosten, zullen deze gevaarlijke, verhevigde dynamiek niet bij kunnen houden. De vraag is ook of het geld voor zulke overheidsprogramma’s überhaupt gevonden wordt, nu de crisis nog jaren persisteert en niemand nog langer belasting wil betalen. Amsterdam wordt de komende jaren dus natter, drassiger, kouder; hevige winterse stormen, die nooit zijn uitgesloten, zullen zich op ons wreken vroeg of laat. Als dat maar goed gaat. Mocht het misgaan, dan zullen we achteraf betreuren dat we de stad niet tijdig hebben aangepast aan het veranderende klimaat en dat we alleen onze woningen volgens een bepaalde EPC-norm hebben geïsoleerd. Verder rijdt een deel van ons in elektrische auto’s, maar de milieuwinst daarvan wordt weer tenietgedaan door de vele extra scooters die het fietsen vervangen. Steden als Rotterdam, Antwerpen en Amsterdam komen hoe dan ook in een gevaarlijke positie. Beseffen zij dat eigenlijk wel?
Groei stedelijke economie
De prettige ontwikkeling die ik bedoel, is gelegen in de stedelijke economie. Alle indicatoren wijzen op een hernieuwde groei; de vooruitzichten voor Amsterdam zijn in dat opzicht ronduit gunstig. Precies de bouwwerken die de komende jaren gereed zullen komen, zijn het namelijk die de economische dynamiek verder kunnen opvijzelen: het Centraal Station, de Hanzelijn, de Noord/Zuidlijn, de Westrandweg en de Tweede Coentunnel, de ondertunneling van de Gaasperdammerweg, het dok van de Zuidas, het nieuwe Rijksmuseum, de bouw van de universiteitscampussen van UvA en VU, de verdubbeling van de luchthaven, het rijksprogramma hoogfrequent spoor, enzovoort. Het toerisme zal de komende tien jaar ook sterk groeien, de ICT ‘boomt’ en de creatieve industrie zorgt voor het elan dat de financiële sector op dit moment ontbeert. Jongeren stromen de stad binnen, het hoger onderwijs dijt verder uit. Bovendien profiteert een stad als Amsterdam, net als de Duitse steden, van de dalende wisselkoers van de euro als gevolg van de financiële problemen in Zuid-Europa. Terwijl de woningbouw stokt vanwege de bankencrisis en elders de eerste verschijnselen van bevolkingskrimp optreden, houdt de trek naar Amsterdam dus onverminderd aan. Dat betekent dat wij Amsterdammers kleiner zullen (moeten) gaan wonen, iedereen zijn woning voor kortere of langere tijd aan studenten, expats of toeristen zal gaan verhuren en dat de woningvoorraad zich noodgedwongen op andere wijze zal aanpassen aan de groei dan door nieuwe woningrijtjes te bouwen. Amsterdam wordt bedrijviger, voller, drukker. Die druk op de stad helpt overigens de leegstand te bestrijden.
Particulieren moeten het doen
Uit de economische en fysieke druk zullen de komende tien jaar vele nieuwe initiatieven voortvloeien. Van de overheid echter heeft men weinig te verwachten; die heeft haar werk voorlopig gedaan. De initiatieven zullen hoofdzakelijk van particulieren moeten komen. Door de belastingverlagingen zijn zij daartoe ook goed in staat. Zeker, individuen en collectieven zullen er bij de gemeente op aandringen mee te investeren, maar dat zal lastig worden. Hoe deze samenwerking precies zal verlopen, weten we nog niet. Wel kunnen we ervan uitgaan dat het internet een belangrijke rol zal spelen in het bij elkaar brengen van vele institutionele en bottom-up initiatieven. Ook zullen veel meer initiatieven internationaal van karakter zijn. Neem het vernieuwde Museumplein. Wanneer volgend jaar april zowel het Rijksmuseum als het vernieuwde Van Gogh Museum zijn deuren opent, ontstaat daar een weergaloos cultuurplein even buiten de Singelgracht. Het effect ervan op de stedelijke economie valt nauwelijks te overschatten; de internationale uitstraling ervan wordt zonder meer groot. Mondiale spelers zullen hierop reageren. Hetzelfde geldt voor de Noord/Zuidlijn en de zogenaamde Rode Loper. Amsterdam maakt hier een grote inhaalslag, maar denkt nog nauwelijks na over de mogelijke effecten. De binnenstad is sowieso een krachtige machine die met deze kostbare ingrepen onder- én bovengronds nog veel sterker zal worden. Stadsdeel Noord krijgt bovendien een stevige impuls, waardoor alsnog om een station Sixhaven zal worden gevraagd, al was het maar om de ponten naar de Tolhuistuin te ontlasten.
Op de Zuidas zal het ondergronds brengen van de A10 voor de nodige overlast zorgen, en hetzelfde geldt voor de ondertunneling van de Gaasperdammerweg in Amsterdam-Zuidoost. Die overlast is vervelend. Echter, op de Zuidas zal ondertussen wel een heel mooi station verrijzen dat Amsterdam-Zuid (en Amstelveen) al zo lang verdient en het vooruitzicht dat de wond van Gaasperdam en Bijlmer zal worden geheeld, vergoedt daar natuurlijk veel. Ook de Zuidtangent-Oost, via de Hondsrugweg in Amstel III tot aan IJburg doorgetrokken, zal Zuidoost helpen zich verder te transformeren. In beide gevallen worden planningsfouten uit het verleden hersteld: de opwaardering van de Gaasperdammerweg als alternatief voor de A9, respectievelijk de eeuwige twijfel omtrent de aanlanding van de Schiphollijn in Amsterdam-Zuid. Beide zijn bovendien voorwaarde om zowel Zuidas als Zuidoost beter in positie te brengen. Kortom, hier worden nieuwe toekomstagenda’s gemaakt.
Ook rond station Sloterdijk staat de komende jaren veel te gebeuren. De komst van de Westrandweg en de Tweede Coentunnel zal dit kantorengebied in een nieuwe positie brengen. Nu al is het de best bereikbare kantorenlocatie van Nederland (een multimodaal knooppunt vergelijkbaar met Schiphol Centrum), waar weliswaar veel leegstand is, maar met veel kansen. Gelegen op een steenworp afstand van de Staatsliedenbuurt, de Minervahaven, het Westerpark en de Westergasfabriek zal dit werkgebied, samen met Sloterdijk I, sterk van kleur veranderen.
De Noordelijke IJ-oevers buiten het bereik van de Noord/Zuidlijn liften minder mee op publieke investeringen, of het moet al zijn de Noordtangent die deze oevers straks beter zal ontsluiten met hoogwaardig openbaar vervoer. Private investeringen als die van de Hiswa op de NDSM, met zijn jaarlijkse botenshows, kunnen hier echter veel gaan betekenen. Trouwens, het bouwrijp maken van zoveel grond is hier al gebeurd; de markt kan aan de slag.
Campusontwikkeling van de Vrije Universiteit op de Zuidas, van het AMC in Zuidoost en van de Universiteit van Amsterdam op zowel Wibautstraat, Roeterseiland, Sciencepark als Binnengasthuisterrein ten slotte zal zorgen voor nieuw elan in al deze grootstedelijke gebieden. Verdubbeling van het aantal (internationale) studenten op een kleiner oppervlak zal hier tot spannende hogedrukgebieden leiden, met startende bedrijfjes als directe spin-off. Waar al deze studenten zullen moeten wonen, is een nog onbeantwoorde vraag. Vermoedelijk kruipen zij op zolder, vinden iets illegaal of blijven zo lang mogelijk wonen bij hun ouders.
Toerististisch wereldmerk
Voor spannende hogedrukgebieden zorgen ook de toeristen. Een verdubbeling van hun toch al imposante aantal zal leiden tot een verhoging van de bezettingsgraad van alle hotels. Nieuw is dat het hoogste segment in deze lucratieve markt misschien wel het sterkst zal groeien, waardoor Amsterdam nog meer uitgroeit tot een toeristisch wereldmerk. Trouwens, veel overnachtingen zullen worden geaccommodeerd door burgers, die via internet hun woningen als slaapgelegenheid aanbieden. Het blijkt een lucratieve markt. De bezettingsgraad van woningen zal hierdoor nog verder toenemen; steeds meer vreemden zullen de hoofdstad tijdelijk gaan bewonen.
Misschien komt de gemeente Amsterdam de komende jaren in het bezit van het Marine-etablissement en het is denkbaar dat zich op het nabijgelegen Oostenburgereiland nieuwe ontwikkelingen zullen voordoen die de Oostelijke Eilanden van een rustige eilandenreeks in een gewild centrummilieu omtoveren. Trouwens, doordat Amsterdam als geheel voorlopig iets goedkoper wordt, kunnen op veel plaatsen spontane initiatieven landen die in de hoogconjunctuur van de jaren negentig en nul ondenkbaar waren geweest. In plaats van hun heil te zoeken in Rotterdam of Berlijn, zullen jonge kunstenaars en ondernemers in de schil rond het uitgestrekte centrum hun nieuwe bedrijfjes starten, want het culturele ondernemerschap floreert. Een economie die steeds meer drijft op het met elkaar delen van wat mensen mooi of goed vinden, ontdekt in Amsterdam een ideale humuslaag. Het uitgerolde glasvezelnet vormt overigens de backbone van deze nieuwe sociale economie. Want ook in die snelle en hoogwaardige verbindingen heeft Amsterdam gelukkig de afgelopen jaren fors geïnvesteerd. WiFi is overal aanwezig, iedereen kan permanent online zijn.
Ten slotte, de grote investeringen in het onderhoud van de parken betaalt zich de komende tien jaar driedubbel terug, niet alleen door het intensieve, veelvuldige gebruik dat ervan gemaakt wordt, maar ook door puur het feit dat deze typisch stedelijke infrastructuur in de stad aanwezig is. Burgers kunnen en willen niet meer zonder. Amsterdammers weten zich daardoor ook omringd door een kunstmatige natuur die qua biodiversiteit de rijkste natuurgebieden van Nederland gemakkelijk evenaart.
Ziedaar Amsterdam over tien jaar. Kunt u zich het voorstellen? Misschien niet. Hoe dan ook, de stelling die hier wordt betrokken is dat de imposante publieke en private investeringen die de afgelopen jaren in de stad zijn gedaan, plus de publieke werken die de komende jaren nog gereed zullen komen, achteraf niet vergeefs zullen blijken te zijn, maar de stad weer uit het dal zullen trekken.
Voor de goede orde voeg ik hier met klem aan toe dat het de stedelingen zelf zijn die dit succes uiteindelijk bepalen. Wie steden bestudeert, valt het namelijk op dat de ondernemingszin van de inwoners van een stad uiteindelijk in het wel of niet floreren telkens weer doorslaggevend is. Met name de diversiteit van inzichten, kennis, ideeën en vaardigheden die door de mensen zelf wordt omgezet in een veelheid van lokale initiatieven, beslist over het lot van steden, en veel minder exogene factoren. Dat Amsterdam de segregatie actief heeft bestreden en het tegengaan van de maatschappelijke ongelijkheid niet uit het oog heeft verloren, strekt haar het komende decennium stellig tot voordeel. Ook de investeringen in het lokale onderwijs verdient de stad straks met gepaste munt terug.
De planoloog Zef Hemel is dit jaar Paul Scheffer opgevolgd als hoogleraar Grootstedelijke Vraagstukken (Wibautleerstoel) aan de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft op 13 september zijn Intreerede uitgesproken. Vanaf 2004 is Hemel adjunctdirecteur bij de Dienst Ruimtelijke Ordening in Amsterdam. Als zodanig was hij nauw betrokken bij het opstellen van de Amsterdamse Structuurvisie 2040. |
Druk op woningmarkt
Maar stedelingen moeten wel ergens kunnen wonen. In het voorgaande spiegelde ik voor dat dit wel eens een groot probleem zou kunnen worden en dat als gevolg van de hoge druk de bezettingsgraad van de bestaande woningvoorraad hoe dan ook zal stijgen. Tot hoever die druk kan worden opgevoerd, weet ik niet. Of woningzoekenden bij hoge druk een woning in Almere zullen accepteren valt te betwijfelen, maar ook dat is niet met zekerheid te zeggen. Misschien doen zij dat wel, en bouwen zij daar hun ultieme droomhuis op een eigen kavel. Hoe zij vervolgens allemaal met hun auto Amsterdam zullen proberen te bereiken, daarover kan ik slechts speculeren. De aanleg van een verdubbelde Hollandsche Brug lijkt mij wel het minimum. De file in en rond Amsterdam die ervan het gevolg zal zijn, vervult mij echter met huiver. Hoe dan ook, de planologen die al jaren eerder waren ontslagen, zijn er over tien jaar misschien niet meer. Amsterdam, dat zich inmiddels tot ‘zelf organiserende stad’ heeft uitgeroepen, zal dat probleem zélf moeten oplossen. En dan heb ik het nog niet eens over dat andere probleem, dat van die boven ons hoofd hangende klimaatcrisis.