Bewonersinitiatieven: “Het werkt beter dan verwacht, er is dus geen reden om te stoppen”
De barbecue voorbij
Barbecues die nauwelijks iets opleveren voor de buurt. Dat is het imago waar bewonersinitiatieven mee kampen. Het huidige kabinet zet het experiment waarmee voormalig minister Ella Vogelaar in 2008 begon dan ook niet door. Een gemiste kans, stelt Evelien Tonkens, hoogleraar Actief Burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam, op basis van het recentelijk verschenen rapport over 1200 bewonersinitiatieven in 24 Amsterdamse buurten. “We zien dat een bredere groep bewoners met een minimaal budget een bijdrage levert aan het verbeteren van hun eigen buurt en daarmee aan een leefbare stad.”
Bewonersinitiatieven hebben volgens socioloog Imrat Verhoeven vaak tot zichtbare verbeteringen in de buurt geleid. Verhoeven maakte deel uit van het onderzoeksteam. In de meeste gevallen is geen sprake van een doelloos pretpakket, maar blijken bewonersinitiatieven “tastbare bijdragen aan de kwaliteit van leven, van huiswerkklassen tot en met schoonmaakacties en uitjes voor bejaarden”. En resultaat is er ook op andere vlakken: “Tweederde van de deelnemers heeft beter geleerd om te organiseren, heeft meer empathie en is kritischer op zichzelf”. Ook oordeelt nog eens tweederde van de deelnemers positiever over andere buurtbewoners en over de overheid. “Het is fascinerend dat een simpele methodiek voor wijkopbouw dat teweeg kan brengen”, aldus Verhoeven. Tonkens pleit er dan ook voor dat de bewonersinitiatieven en de begeleiding hiervan behouden blijven voor de wijken. “Het werkt beter dan verwacht, er is dus geen reden om te stoppen.”
Niet voor de lol
Uit enquêtes en gesprekken met 289 initiatiefnemers blijkt dat zij hun tijd en energie niet voor de lol in buurtprojecten stoppen. “Ze doen dat om problemen op te lossen waar ze in hun buurt tegenaan lopen,” zegt Tonkens. “Het gaat dan om overlastgevend gedrag, lelijkheid of gebrek aan contact. Dat blijken motivaties te zijn voor mensen om zich voor hun buurt in te zetten.” Specifiek voor Amsterdam geldt dat een sterke nadruk ligt op het leggen van contact tussen bewoners. Tonkens vermoedt dat dat te maken heeft met de relatief gemengde wijken in Amsterdam waardoor mensen met verschillende achtergronden op elkaar aangewezen zijn. De nadruk in de Amsterdamse beleidstraditie op het tegengaan van polarisatie en het stimuleren van binding, kan daarbij ook een rol hebben gespeeld, stellen de onderzoekers.
Uit het rapport blijkt eveneens dat het beschikbaar stellen van geld voor buurtprojecten bewoners in een buurt activeert die anders niet snel iets zullen doen. Die nieuwe actieve buurtbewoners hebben over het algemeen een lager inkomen en een lager opleidingsniveau dan bewoners die zonder subsidie iets aan hun buurt bijdragen. De meerderheid van de initiatiefnemers is vrouw (61 procent), bijna de helft is onder de vijftig (48 procent), de helft heeft lager of middelbaar onderwijs gevolgd (50 procent) en een derde van de deelnemers heeft een laag inkomen. In totaal is veertig procent van de initiatiefnemers een nieuwe Nederlander. Opmerkelijk, aangezien allochtonen doorgaans bij inspraak- of participatieprojecten ondervertegenwoordigd zijn. Voor een deel is de hoge participatie van allochtonen te verklaren uit de locatie waar bewoners de kans hebben gekregen om met een bescheiden budget initiatieven te beginnen. “Veel projecten vinden plaats in achterstandswijken waar ook veel allochtonen wonen, maar het is zeker ook een teken van integratie,” denkt Tonkens. “Het is overigens al langer het geval dat ook nieuwe Nederlanders in buurten steeds meer een leiderschapsrol nemen.”
Minder fraai
De beschikbaarheid van geld heeft ook minder fraaie neveneffecten. Zo denken sommige bewoners geld te verdienen aan de initiatieven ook al is dat expliciet nooit de bedoeling geweest. Dat er geld te verdelen valt, leidt ook nogal eens tot jaloezie en twijfel over de motieven van andere initiatiefnemers. Opmerkelijk is dat veel actieve bewoners vinden dat de gemeente meer moet gaan controleren en bewoners meer verantwoording moeten afleggen over hun projecten, waardoor willekeur kan worden voorkomen. Het toekennen en evalueren van projecten zou dan ook het beste kunnen plaatsvinden door een gemengde groep van zowel bewoners als ambtenaren.
“Budget kan lager”
De onderzoekers geven aan dat de bewonersinitiatieven effect hebben gehad, maar wegen die ook op tegen het geld dat daaraan is uitgegeven? De opbrengsten zijn immers niet afgezet tegen de investeringen. Tonkens: “Dat is heel moeilijk te meten. Wel is ons duidelijk geworden dat het budget van de projecten omlaag kan.” Het blijkt dat vrijwel alle initiatiefnemers eerder te veel dan te weinig geld ter beschikking hadden voor het uitvoeren van hun buurtprojecten. “Sommige initiatiefnemers konden best meer geld gebruiken, maar vooral om meer van hetzelfde te doen. Dan kan je je afvragen of dat nog een grote toegevoegde waarde aan de buurt levert.” Kortom, als er keuzes gemaakt moeten worden, dan vinden de onderzoekers dat de professionele ondersteuning van bewonersinitiatieven zoveel mogelijk gespaard moet worden. Ambtenaren hebben een essentiële rol gespeeld bij het al dan niet slagen van bewonersinitiatieven door die op het juiste moment te stimuleren en te ondersteunen. De gemeente heeft daarvoor in de afgelopen jaren leergeld betaald. “Het zou zonde zijn als die ondersteuning nu verdwijnt.”
Wethouder Freek Ossel (Wonen en Wijken) heeft al laten weten de wijkaanpak ondanks de bezuinigingen door te willen zetten, maar is nog zoekende naar een aanpak die met minder geld haalbaar is. Bovendien verdwijnt het aparte rijksbudget voor bewonersinitiatieven. Ossel: “Ook met weinig geld kunnen bewonersinitiatieven al succesvol zijn en een bijdrage leveren aan het sterker maken van elkaar en de stad. Maar ik wil nadenken over het beschikbaar stellen van ruimere wijkbudgetten voor bewoners.”
Het onderzoek ‘Bewonersinitiatieven: proeftuin voor partnerschap tussen burgers en overheid’ is beschikbaar op de website www.kennisnetwerk-amsterdam.nl