Gemeenten hebben te weinig prikkels om in te stemmen met bouwplannen, zo schrijft het Centraal Planbureau (CPB) in de publicatie 'Het bouwproces van woningen'. Om meer betaalbare woningen in Nederland te krijgen, zou het goed zijn als daar voor gemeenten een financieel voordeel tegenover zou staan. Een heffing op de planbaten lijkt daarvoor een geschikt middel.
Het CPB ziet twee oorzaken voor het gebrek aan bouwplannen. Bestaande bewoners zitten niet te wachten op nieuwbouw. Er er zitten voor gemeenten weinig financiële voordelen aan nieuwbouw. Aan dat laatste euvel kan volgens het planbureau wel iets worden gedaan. Net als in België en de Verenigde Staten zou sprake kunnen zijn van afroming van het prijsverschil tussen de bouwgrond en de grond na bestemmingswijziging. Volgens het CPB is een m² landbouwgrond gemiddeld zes euro waard. Een bouwkavel brengt in Nederland in 2018 gemiddeld 425 euro per m² op. Een heffing op de planbaten hoeft volgens de opstellers van het rapport niet per se ten koste te gaan van de winstgevendheid voor ontwikkelaars, als gemeenten minder eisen zouden stellen.
Maar gemeenten stellen in de praktijk hoge eisen aan bouwlocaties en de kwaliteit van de woningen, aldus het CPB. Zo komen er niet meer goedkopere, maar vooral duurdere woningen. Aanleiding voor het onderzoek was het achterblijven van de nieuwbouwproductie. Volgens de Nationale Woonagenda moeten er in ons land jaarlijks zo'n 75.000 nieuwe woningen worden gebouwd, maar in 2018 werden er slechts 66.000 opgeleverd.
Ook wordt in het rapport voorgesteld de rolverdeling tussen Rijk, provincie en gemeenten te wijzigen. De rol van provincies moet worden verkleind. Provincies zouden een soort van overzicht moeten bewaren, maar blijken volgens het CPB in de praktijk woningbouw aan banden te leggen. De Rijksoverheid zou juist een grotere rol kunnen krijgen door per regio bouwambities te formuleren, die gemeenten dan verder uitwerken.