Corporaties vergroten aandeel in nieuwbouwproductie
Woningcorporaties bouwden in 2010 beduidend minder woningen dan dat jaar ervoor, maar nemen een steeds groter aandeel in van de totale nieuwbouwproductie. Ze renoveerden wel meer woningen. De verkoop van woningen aan particulieren steeg, het percentage vrijkomende huurwoningen nam af. Dat zijn de belangrijkste conclusies uit het rapport Volkshuisvestelijke trends 2006-2010 van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV).
De nieuwbouwproductie van corporaties stagneerde in 2010. Ze realiseerden 7% minder huurwoningen en 22% minder koopwoningen. Landelijk daalde het aantal nieuwe huurwoningen met bijna 16% en koopwoningen met bijna 40%. Corporaties waren daardoor verantwoordelijk voor ruim 57% van de totale nieuwbouwproductie. In 2007 was dit aandeel nog maar 39%.
In 2010 werden in totaal ruim 15.000 huurwoningen uit het corporatiebezit aan particuliere huishoudens verkocht. Dat zijn ruim 2.000 meer huurwoningen dan in 2009. De lastige omstandigheden op de koopmarkt leken de corporaties in 2010 minder te raken. Het CFV wijst erop dat corporaties veelal in de onderkant van de markt verkopen, tegen prijzen die ook voor starters betaalbaar zijn. Daarmee trekken corporaties dus kopers die niet nog vast zitten in een nog te verkopen woning. Ook kortingen op de verkoopprijs spelen een rol. Circa 42% van de verkochte huurwoningen werd met korting verkocht.
Minder sloop, minder doorstroming
Corporaties kozen vaker voor woningverbetering dan voor sloop. Het aantal gesloopte woningen daalde naar 13.000, zo;n 18% minder dan het gemiddelde van de jaren daarvoor. Het aantal gerenoveerde woningen steeg juist met 33 procent naar 132.000. Wel hadden de verbeteringen volgens het CFV een 'aanmerkelijk soberder karakter'.
Woningzoekenden moeten langer wachten op een huurwoning. Het percentage vrijkomende corporatiewoningen daalde van 8,1 procent naar 7,9 procent. De woningmarkt stagneert en mensen blijven langer in hun huurwoning zitten. De minste kans op succes heeft de woningzoekende in de stadsregio’s Utrecht en Amsterdam.