Ik ben altijd benieuwd naar de drijfveren van corporatiebestuurders. Omdat je daarmee zo veel makkelijker begrijpt waarom een corporatie iets doet of nalaat. Recent zat ik in de Ysbreker in gesprek met een bestuurder waarbij zijn drijfveer al heel snel op tafel lag. Hij wilde ongelijkheid bestrijden, en dus aan kansgelijkheid werken. Dat wilde hij vooral bereiken door te streven naar veerkrachtige wijken en het versterken van de daar aanwezige gemeenschappen. Heerlijk compact beeld van deze bestuurder en goed richtinggevend concludeerde ik.
Ongelijkheid bestrijden door te streven naar veerkrachtige wijken? Dan kom je al snel op de vraag wat dit betekent voor de corporatiepraktijk. Toevallig kwamen we uit bij het huur(prijs)beleid van de corporatie (zie schema). En daar kwam weer een aangename verrassing op tafel. Bijna alle corporaties werken met streefhuren. Dat is de na te streven huurprijs die wordt gevraagd als de woning opnieuw wordt verhuurd. Hoe sluit dat aan bij het streven naar veerkrachtige wijken en sterke gemeenschappen? Traditioneel kom je dan snel uit op gebiedsgerichte huurprijsdifferentiatie. En via het woonruimteverdeelsysteem leiden verschillen huurhoogtes tot gemengde wijken. Klinkt logisch, toch?
Maar deze bestuurder nam daar geen genoegen mee. Als wij willen denken vanuit de buurt moet het toch niet gaan over verdeelsystemen? Moeten we het denken in ‘streefhuren’ niet loslaten en meer gaan denken in ‘streefhuurders’? Het duurde even voordat deze paradigma-shift indaalde. Maar de achterliggende logica was niet te negeren. Als je denkt vanuit de buurt of de gemeenschap, en deze wilt versterken, moet je toch vooral bedenken wat voor soort huurders in de buurt of gemeenschap het beste passen? Ook als dat betekent dat er minder plaats is voor een getraumatiseerde vluchteling of een rijke tweeverdiener? En de kinderen uit de buurt of een onderwijzer voorrang hebben? Eigenlijk is er geen speld tussen te krijgen. Als je kiest voor veerkrachtige buurten en sterke gemeenschappen moeten ‘streefhuurders’ centraal staan in het corporatiebeleid. En niet de techniek van verdeelsystemen. Verdeelsystemen die door de grote schaarste toch al niet meer zijn uit te leggen.
Natuurlijk roept deze paradigmashift ook nieuwe vraagstukken op. Moeten we daar bang voor zijn? Lijkt me niet. Laten we het omdenken maar omarmen en dan kijken tegen welke vraagstukken we dan aanlopen. Om vervolgens te zoeken naar nieuwe oplossingen.
Wat is het toch een voorrecht om dit soort gesprekken met bestuurders te voeren.
Léon Bobbe is socioloog en volkshuisvester. Hij is onder meer commissaris bij Parteon en oud-bestuurder van Woonstichting Lieven de Key. Als één van de vier columnisten van NUL20 beschouwt hij iedere twee maanden een aspect van de volkshuisvesting, dat relevant is voor de Metropoolregio Amsterdam. Het kwartet vaste columnisten van NUL20 bestaat naast Bobbe uit Ruud Fiere, Mirthe Biemans en Kasper Baggerman. |