Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Interview met Marijke Andeweg, programmamanager 'krachtwijken'
'Gemakkelijke opgaven zijn saai'
Zeventien Amsterdamse buurten gaan door het leven als krachtwijken dan wel Vogelaarwijken. Maar wat betekent dat stempel? Programmamanager Marijke Andeweg wil in ieder geval meer doen dan minister Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie vraagt. “Wezenlijk voor de Amsterdamse aanpak is een krachtige uitvoering. Dat lukt alleen als de stad goed naar buurten en bewoners luistert. En dat is nog niet zo makkelijk.”
Kleine drie miljoen voor bewonersparticipatie
Minister Vogelaar heeft Amsterdam voor 2008 2,91 miljoen euro toegezegd voor financiering van bewonersinitiatieven en bewonersparticipatie. Daarvan gaat 2,5 miljoen naar de stadsdelen. De rest is bestemd voor gemeenschappelijke communicatie en bewonerstrajecten.
Volgens wethouder Tjeerd Herrema van Wijkaanpak is het essentieel wijkbewoners bij de plannen te betrekken. ”We hebben in de Amsterdamse wijkaanpak bewust ruimte gegeven aan bewonersinitiatieven. Bij alle maatregelen gaat het om één vraag: wat merkt de Amsterdammer daarvan? Ik ben blij dat Den Haag dit ook inziet en middelen beschikbaar stelt om bewonersparticipatie vorm en inhoud te geven.”
Herrema becijferde eerder dat voor een succesvolle wijkaanpak jaarlijks 15 tot 20 miljoen euro extra nodig zou zijn. “Het gaat niet om onwil, maar corporaties kunnen niet tot in lengte der jaren investeren in de ondersteuning van gezinnen. Daarom willen we er geld bij. Voor welzijn, hulpverlening en betere scholen.”
Er komt geld op tafel uit Den Haag. Bij de voorjaarsnota zal blijken hoeveel geld minister Vogelaar voor de vier grote steden in petto heeft. “Het kabinet heeft extra geld beschikbaar gesteld voor de komende twee jaar. Dat is absoluut een goed besluit. Het stelt ons in staat voortvarend verder te gaan met de wijkaanpak.”
Amsterdam heeft 20 juni 2008 uitgeroepen tot de Dag van de Amsterdamse Wijkaanpak.

Wat is de urgentie van de wijkaanpak?
“We hebben zeventien buurten in negen stadsdelen. Die buurten zijn in het rood blijven staan, ondanks alles wat we de afgelopen jaren al hebben aangepakt. Het zijn buurten waar het niet goed genoeg mee gaat; waar het gemiddeld Amsterdams peil nog niet is bereikt. We moeten daar onze inspanningen beter op elkaar afstemmen. Daarbij is het onze opgave echt te kijken waar een buurt om vraagt.”

Waar leidt dat toe?
“Een dergelijke vraag kent verschillende antwoorden. Elke buurt heeft zijn eigen ontwikkelingsstadium. Bovendien verschillen buurten onderling. Neem alleen al het verschil tussen vooroorlogse buurten en wijken van meer recente datum. Ook de bevolking verschilt. Niet alleen wat betreft etnische achtergrond, maar ook als het gaat om buurtbinding. Neem Zuidoost. De stedelijke vernieuwing is vergevorderd. We hebben te maken met burgers die in hun wijk willen blijven wonen. Dat is onvergelijkbaar met buurten waar de bewoners een sterke drang hebben te verkassen. Verder kennen we verschillen in bestuurlijke cultuur. Niet overal trekken stadsdeel, corporaties en andere partijen even sterk met elkaar op. In de Indische Buurt zijn corporaties en stadsdeel al langer gewend tot samenwerking te komen, maar dat is niet overal in Amsterdam vanzelfsprekend.”

Het uitvoeringsprogramma voor de Indische Buurt lijkt vervolgens verdacht veel op het Verdrag voor de Haagse Schilderswijk. Investeringen in sloop/nieuwbouw, openbare ruimte, welzijnsmaatregelen en betere winkelstraten.
“Dat kan deels gebeuren. In de grote steden is de problematiek ook goeddeels hetzelfde. Er ligt een stedelijke vernieuwingsopgave. Corporaties hebben al veel investeringen gedaan, maar de buurten zijn nog niet klaar. Een andere constante betreft de aanwezigheid van bewoners met verminderde zelfredzaamheid. Met de zogeheten Achter de voordeur aanpak gaan we hen actief benaderen. Andere onderdelen verschillen. In Amsterdam staat aandacht voor sociaal-maatschappelijke vastgoed prominent op de agenda. Een wijk is alleen leefbaar als er goede voorzieningen zijn.”

Naar buurten en bewoners luisteren
is nog niet zo makkelijk

Zien corporaties de potentie van maatschappelijk vastgoed?
“Corporaties krijgen daar oog voor. Zeker na het succes van de herontwikkeling van Het Sieraad en de Timorpleinschool, zien zij mogelijkheden meer te investeren. Daarin loopt Amsterdam naar mijn gevoel voorop.”

Waarin onderscheidt Amsterdam zich nog meer?
“We besteden heel veel aandacht aan leren en opgroeien. Als het gaat om het verbeteren van het pedagogische klimaat dan is er de afgelopen jaren al van alles gebeurd. Maar extra aandacht is noodzakelijk. Basisvoorzieningen, zoals de ouder-kind-centra en voorschoolse opvang, moeten in onze Vogelaarwijken echt op orde zijn.”

Dat is het gevolg van een politieke keuze?
“We doen feitelijk wat in het programma-akkoord is afgesproken. Andere vragen hebben we de afgelopen tijd ook niet naar boven zien komen. We hebben ons dus niet op allerlei nieuwe projecten gestort. Dat wilden we ook niet. We wilden wel een krachtige uitvoering. Naast de uitvoering van de vijf aandachtsvelden zoals geformuleerd door minister Vogelaar, gaat het er ook om dat we het anders doen.”

Betekent anders doen, beter letten op de vraag?
“Als de buurten het vertrekpunt zijn, dan moeten we aansluiten bij de vraag. Dat betekent dat stedelijke partijen aansluiting moeten zoeken bij buurtcoalities. Dat is niet altijd makkelijk, maar gemakkelijke opgaven zijn saai. Die samenwerking met de mensen in de buurten levert heel veel nieuwe energie op. Het heel concreet oplossen van problemen geeft veel voldoening in het werk, zo heb ik inmiddels om me heen gezien.”

Diensten en stadsdelen

De betrokkenheid van bewoners moet het fundament vormen van de wijkaanpak

Daarmee gaat de wijkaanpak ook over verbinden?
“Ja. Bij de wijkaanpak gaat het niet alleen om meer inspanningen, maar ook om het leggen van betere verbindingen. Neem de ontwikkeling van brede scholen. Zij vormen een goede kapstok om op het terrein van sport, kunst of brede talentontwikkeling beter te presteren. Dan is het belangrijk dat wij met alles wat we bij gemeentelijke diensten en in stadsdelen doen, ook beter aansluiting vinden bij die scholen. Dat is, neem het van mij aan, echt niet eenvoudig Of neem een onderwerp als verbetering van de buurteconomie. Economische ontwikkeling speelt in een groot aantal buurten. Er komt eerdaags een speciale programmamanager. We willen bestaande kennis veel beter met elkaar delen en we gaan werk maken van kansenzones.”

De stad moet dus anders te werk gaan?
“De gemeente heeft zich opgesplitst in centraal stedelijke organisaties en in stadsdelen. Wij hebben moeite zaken een gezamenlijke opgave te laten zijn. De buurten zijn onderdeel van de stadsdelen. Maar die buurten zijn ook van ons allemaal. Ambtenaren van DMO, Dienst Wonen, Economische Zaken en DWI, zo constateer ik tot mijn genoegen, raken steeds beter gewend samen met de stadsdelen op te trekken.”

Op welke manier worden bewoners betrokken bij de wijkaanpak?
“De politiek vindt bewonersparticipatie een belangrijk onderwerp. Minister Vogelaar heeft dat tot één van haar speerpunten benoemd. De betrokkenheid van bewoners moet het fundament vormen van de wijkaanpak. Maar dat doen we nog niet overal even goed. Stadsdeel Geuzenveld kent een geweldige traditie op dat gebied. Daar gaan we niet tussen zitten. Maar in andere wijken moet bewonersparticipatie sterker gestalte krijgen. Op sommige plekken gaat dat heel goed. Neem de Transvaalbuurt in Oost/Watergraafsmeer. Bureau Nieuwe Maan heeft een grote groep buurtbewoners weten te bereiken. Dat is aanleiding dat bureau bij activiteiten elders te betrekken. Maar we moeten dergelijke processen nog wel beter gaan begrijpen. Gelukkig hebben we extra middelen gekregen om kennis en kunde te versterken. Belangrijk is het wel. Het stelt ons in staat de kracht en de geschiedenis van buurten beter te benutten.”

We weten nog niet genoeg?
“Op andere terreinen komen we juist om in kennis. Neem het terrein van openbare orde en veiligheid. De stad heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de veiligheidsindex. Die informatie is de afgelopen tijd heel specifiek vertaald naar de buurten. Die match leidt tot een betere aansluiting van allerlei reguliere instrumenten. Voor mij is dat een krachtige aanpak.”

Bert Pots