De omvang van het illegaal gebruik van Amsterdamse corporatiewoningen is naar zijn aard moeilijk vast te stellen. Marien de Langen, bestuurder van Stadgenoot, maakte twee jaar geleden de schatting dat 10 tot 20 procent van zijn bezit, dus zo'n 2.900 tot 5.800 woningen, onrechtmatig wordt gebruikt. Dan gaat het over vakantieverhuur, prostitutie, het kweken van wiet of andere druggerelateerde criminaliteit, structurele leegstand en vooral onderhuur.
Dataonderzoeker Decisive Facts volgde afgelopen najaar gedurende vier maanden het woningaanbod op Kamernet en andere sites. Die gegevens werden door onderzoeker Peter de Reus vervolgens afgezet tegen het corporatiebezit per straat. Hij komt tot de conclusie dat een aanzienlijk aantal van de aangeboden huizen en kamers in bezit moet zijn van corporaties. De Reus waagt zich in zijn rapportage niet aan een fraudepercentage.
Sonja Vink, senior consulent woonfraude van Ymere, acht het onwaarschijnlijk dat bij twee van de tien Amsterdamse corporatiewoningen sprake is van woonfraude. “Een team gedreven mensen houdt zich al vijftien jaar bezig met de aanpak van woonfraude. Wij kennen de praktijk. Natuurlijk blijft een flink aantal gevallen buiten beeld, maar zo ernstig is het niet. Hooguit is bij 8 tot 10 procent van onze woningen sprake van onrechtmatig gebruik.”
Minder fraudegevallen
Vorig jaar wisten Amsterdamse corporaties 821 woningen weer vrij te maken voor nieuwe verhuur. Het aantal geconstateerde fraudegevallen daalt al jaren op rij. In 2017 werden 911 huurovereenkomsten ontbonden op grond van woonfraude. In 2015 ging het om 956 zaken en in 2010 waren het er nog 1.342 (bron AFWC, registratie van 2012 en 2016 ontbreekt). De daling staat in schril contrast met toenemende drugscriminaliteit en sterk stijgende vakantieverhuur. Bijvoorbeeld vakantieverhuur leidt maar zelden tot ontbinding van een huurovereenkomst. “Corporaties verbieden vakantieverhuur. Maar het is heel lastig bij de rechter ontbinding te krijgen vanwege vakantieverhuur. Dan moet de overlast structureel heel ernstig zijn. Anders lukt dat niet”, zo zegt Mark de Bilde, manager huurzaken van Stadgenoot.
Wethouder Laurens Ivens van Wonen wijt de daling vooral aan de afnemende aandacht van corporaties voor het opsporen van fraude. Volgens hem hebben corporaties de afgelopen jaren sterk bezuinigd op hun personeelsbestand. Dat zorgt ervoor dat fraudebestrijding minder aandacht krijgt. Vink is het daar deels mee eens. Ook bij Ymere is de afdeling Wonen ingekrompen.
De Bilde denkt eerder aan andere oorzaken. “Alle corporaties hebben fraudeteams. Allemaal nemen we fraudesignalen heel serieus, maar wij krijgen minder meldingen. Mensen met kwade bedoelingen worden steeds voorzichtiger. Ze zijn goed met de buren. Ze zorgen voor minder aanloop. Dan wordt er minder gauw geklaagd. We zien verder dat bepaalde activiteiten zich verplaatsen. Wiet wordt tegenwoordig gekweekt in goed geïsoleerde nieuwbouw met een veel kleinere kans op geuroverlast.”
Minder opsporingsacties
Ook signaleert hij minder gezamenlijke opsporingsacties. De gemeente Amsterdam maakt volgens hem andere keuzes. De strijd tegen illegale vakantieverhuur heeft ervoor gezorgd dat Zoeklicht-acties - waarbij corporaties en gemeente gezamenlijk een buurt onder de loep nemen - de laatste jaren niet meer aan de orde zijn geweest. Maar niet alleen gebrek aan mankracht is van betekenis, meent De Bilde. De nieuwe privacyregelgeving (AVG) speelt ook een belemmerende rol. Overheden zijn heel strikt geworden: “Als in een van onze panden sprake is van een ongewenste activiteit, dan ontvangt de corporatie een proces-verbaal. Daarover zijn in Convenant Doorzon goede afspraken gemaakt. Nieuwe Europese privacywetgeving maakt echter dat veel informatie wordt weggestreept. Soms zoveel, dat we onvoldoende overhouden om in een rechtszaak overtuigend bewijs te hebben voor ontbinding van een huurcontract.”
Hoe valt de neergaande lijn te keren? De Bilde heeft de indruk dat de gemeente in de nabije toekomst wel weer meer activiteiten wil ondernemen. Met nieuwe buurtgerichte Zoeklicht-acties. Met extra bestandsvergelijkingen. Ook is hij geïnteresseerd in een beter gebruik van Big Data. Eigen Haard is bezig met een pilot om via data-analyses de effectiviteit van haar fraudeteam te versterken (zie kader). Vink verwacht daar vooralsnog weinig heil van. “Ymere heeft eerder geprobeerd om op basis van informatie uit het verleden meer zicht te krijgen op de risicovolle adressen, maar dat blijkt in de praktijk nog niet zo makkelijk. Maar misschien gaat dat in de toekomst ooit lukken.”
Betere samenwerking
Voor de korte termijn gelooft Vink meer in betere samenwerking bij bestandsvergelijkingen. Zij is voorstander van verbreding van de samenwerking naar andere instanties. “Netbeheerder Liander, uitkeringsorganisatie UWV en de Belastingdienst hebben ook informatie over het gebruik van onze panden. De gemeente kan als ‘spin in het web’ die informatie verzamelen en verwerken.” Ook zou de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit volgens haar meer kunnen bijdragen aan de bestrijding van woonfraude. “Zij kijken vooral naar de kwaliteit van de inschrijving in de Basisadministraties Adressen en Gebouwen. Daarbij wordt woonfraude geconstateerd, maar daar wordt niet op doorgevraagd. Het zou goed zijn als corporaties daar beter bij worden betrokken. Daarover wordt al jaren gesproken, maar het blijkt lastig adressen van sociale huurwoningen met voorrang te selecteren.”
Data gedreven aanpak Eigen HaardEigen Haard werkt sinds afgelopen najaar aan een data gedreven aanpak om risicovolle adressen eerder in beeld te krijgen en het aantal valse meldingen te verminderen, zo zegt Leendert Yntema, senior woonfraudespecialist van Eigen Haard. “We willen onze opsporingscapaciteit zo effectief mogelijk inzetten. Daarom kijken we of er bepaalde patronen te herkennen zijn in het contact uit het verleden van de huurder met de corporatie. Daarbij richten we ons in de eerste plaats op die adressen waar eerder woonfraude is gemeld. Uit dat gedrag hopen we een verhoogd risico van onderhuur, leegstand of crimineel gebruik van de woning te kunnen afleiden.” Eigen Haard hanteert een lange lijst aan verschillende indicatoren. Nu nog wordt alleen interne informatie gebruikt. In de toekomst is wellicht ook sprake van gebruik van externe bronnen. Alle informatie wordt, zo benadrukt Yntema, heel zorgvuldig verwerkt. Hij zegt nu nog niet te weten of de gekozen aanpak werkt. “Ik geloof sterk in een risicogerichte aanpak, maar het bewijs dat het ons meer oplevert, moet nog worden geleverd.” |