Vier betrokken buurtbewoners in vier kaders
Leefbaarheid: werk in uitvoering
Ze zijn er nog, gelukkig. Die bewoners die de troep opruimen die anderen laten liggen, een oogje in het zeil houden en boodschappen doen voor de zieke buurvrouw. De ‘leefbaarheid’ van een buurt wordt uiteindelijk bepaald door de mensen die er wonen. Vier bewoners in vier kaders.
Altijd al buurtbewoner, maar sinds een jaar of tien in de nieuwbouw in de Eerste Oosterparkstraat. Dirk van der Leeden. In de keuken hangt een grote tros sleutels aan een spijker, van buren die geregeld op hem terugvallen. Achter in de gemeenschappelijke binnentuin heeft hij een grote hut gemaakt waar de kinderen uit de buurt elkaar vinden. Hij praat rap en ziet er lang niet uit als 63. Dirk heeft 37 jaar bij de gemeente gewerkt als stratenmaker, tot zijn zestigste. Maar als er ergens in de buurt iets niet in orde is met de bestrating, zorgt Dirk voor een oplossing. Desnoods steekt hij zelf de handen uit de mouwen. Drie maal in de week ‘s morgens om halfacht helpt Dirk van der Leeden bij de vuilnisophaal, om het afval dat niet in, maar naast de container is terechtgekomen in de ophaalwagen te gooien. Dan heeft hij even daarvoor al geholpen met het schoonmaken van het café waarboven hij woont. Op het middaguur bezorgt hij voor de keurslager broodjes bij bedrijven in de buurt. Tante Miep, een oudere dame in de straat die een poos geleden in het OLVG belandde na een valpartij in haar douche, krijgt zeker drie keer per week bezoek van hem. Vreemd eigenlijk dat hij nog niet alle huissleutels in de buurt in zijn keuken heeft hangen. |
|
(nico boink) |
Er zit alweer sleet op de tegel met het opschrift ‘Schone stoep’ voor het huis van Jan en Bertus in de Gibraltarstraat (Bos en Lommer). De mannen ontvingen het predikaat al in 1989 van het stadsdeelbestuur voor hun onbezoldigde schoonmaakwerk in de buurt. Tot op de dag van vandaag laat het tweetal geen snippertje papier, plastic zak, bosje onkruid of hondendrol ongemoeid; ‘hun’ straat is ontegenzeggelijk de schoonste in de buurt. Jan en Bertus, allebei arbeidsongeschikt, wonen al zo’n 25 jaar op hetzelfde adres. Op een van de weinige zonnige dagen in juli roken ze voor hun huis een sigaretje. Jan voert het woord. Tja, dat schoonmaken van de straat ging eigenlijk vanzelf. “Zwerfvuil, hondenstront, één gore bende was het toen we hier kwamen. Dus gingen we aan de slag met papierprikkers, bezems en een grote schep.” Vuilniszakken die naast de containers worden neergesmeten, worden er door de mannen steevast ingepropt. En het pleintje op de hoek heeft volgens Jan vaak meer weg van een dierentuin. “Hebben er een paar van die knapen rondgehangen, dan ligt het vol met doppen van nootjes.” Want die mannen van de reinigingsdienst lopen volgens Jan wel rond met hun bezems, maar daar heb je ook alles mee gezegd. “Bovendien denken die vegers dat wij het wel voor ze opknappen. Dan voel je je in de maling genomen en nemen we even vrijaf. Maar als het vuil zich ophoopt, beginnen we vanzelf weer.” Het blijft niet bij het opruimen van de rotzooi. Jan spreekt regelmatig kinderen en jongeren aan op hun gedrag en bewaakt zelfs tijdens slapeloze nachten auto’s en fietsen van buurtbewoners. Betrapt hij een fietsendief, dan is hij er als de kippen bij of waarschuwt hij de politie. Voorbijwandelende buurtbewoners willen graag hun waardering kwijt voor het duo: “Zonder Jan en Bertus zou het hier een gore bende zijn”, is de stellige overtuiging van een bejaarde buurvrouw. |
(Janna van Veen) |
In deze verdieping | Hoe leefbaar is Amsterdam? Leefbaarheid: werk in uitvoering De aantrekkelijkste buurt van Amsterdam |
Extra achtergrondinformatie (Uitsluitend online) |
Het grote leefbaarheidsonderzoek De aantrekkelijkste buurt van Amsterdam |
Verwant artikel | Woonbarometer |
NUL20, nr 4 - september 2002 |
Jack van Lieshout alias Kraker Jack alias Asterix woont, met wat onderbrekingen, 25 jaar in de Staatsliedenbuurt. Eens bood het Gallische dorp nog anarchistisch weerstand aan het grote, boze Amsterdam. De inmiddels gewilde buurt is omgedoopt tot Westerpark. Dat zit Jack niet lekker. Bij in- en uitgaande wegen plaatste hij daarom bordjes met ‘Welkom’, respectievelijk ‘Tot ziens in de Staatsliedenbuurt’. De Staatsliedenbuurt gold twintig jaar terug als een van de best georganiseerde krakersbolwerken in Nederland. Jack en de forse Theo van der Giessen stonden toen bekend als Asterix en Obelix. “Ik had af en toe een slokje nodig”, zegt Jack. Jack zetelt in een pand van de Stichting Woord bij Daad. Daar vonden ooit de buurtvergaderingen plaats en waren een archief, een radiostation en een boekwinkel gevestigd. Nu oogt het als een fris maar zakelijk pand, waar de drie telefoons van de stichting onafgebroken rinkelen. Nog steeds gaat Jack uit van het krakersadagium ‘help yourself’ (en doe het samen). De stichting financiert zichzelf door het beheren van fietsenstallingen. Groenvoorzieningen, kunst in etalages, de herinrichting van een plein, het aanpakken van bouwoverlast, de stichting – in feite bewoners, oude én nieuwe, in wisselende samenstelling – pakt het zelf aan. En het werkt. Zelfs de drugsoverlast werd effectief bestreden. Dealers werd de wacht aangezegd, de handel verstoord, maar tegelijk werd met een gerichte buurtactie gezorgd dat er een gebruikerspand kwam met een goede toegangsregeling. “Er was nauwelijks verzet tegen het pand”, zegt Jack. “Opmerkelijk toch? De volgende stap is dat we met de gebruikers oude fietsen gaan opknappen en verkopen. Ik heb al een pandje op het oog.” Opnieuw rinkelt een telefoon. |
(Bas Donker van Heel) |
© NUL20, 2002. auteursrechten/disclaimer. |
Trefwoord