Lang moeten wachten op een woning is schadelijk voor daklozen, het hospitaliseert hen. Dat vindt Luc Tanja (49), sinds vijf jaar straatpastor voor daklozen bij de Protestantse Diaconie Amsterdam.
Tiende editie Daklozendag op 15 juni Daklozendag is een jaarlijkse festivaldag voor daklozen, in de Hoftuin van de Diaconie. Met eten, drinken, muziek, veel creativiteit, een informatiemarkt en een debat. Tanja: “Dit jaar is woonbeleid het thema, ook hulpverleners en ambtenaren komen aan het woord. Daklozendag is vooral een plek waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, zonder dat het meteen over hun problemen hoeft te gaan.” |
Wat doet een straatpastor?
“Met daklozen praat ik over levensvragen, of hun levensverhaal. Ik zoek mensen op in inloophuizen, het ziekenhuis of de gevangenis. Een andere belangrijke taak is belangen behartigen en mensen de weg naar de hulpverlening wijzen. Ik ga mee naar de maatschappelijk werker, rechtbank, of een familielid waarmee het moeizaam gaat. Een andere keer sta ik iemands huis op te ruimen, omdat de bewoner anders op straat wordt gezet.”
Maakt u onderscheid tussen gelovigen en atheïsten?
“Nee. Al zeg ik bij een eerste ontmoeting snel dat ik van de Protestantse kerk ben. En dat het niet uitmaakt of het gesprek over God of over voetbal gaat. Ik wil voorkomen dat iemand denkt dat ik diegene wil bekeren.”
Hoe vaak klopt het klassieke beeld van de verfomfaaide dakloze op een bankje in het park?
“Dat is maar een klein deel. Zelf spreek ik liever van dak- en thuisloosheid. Dat gaat van slapen in de portiek, tot kwetsbaar gehuisvest. Zoals iemand die bij een huisjesmelker met negen anderen een slaapkamer deelt.”
Wat is de grootste gemene deler bij al deze mensen?
“Schuldenproblematiek, dat is bijna vaste prik. Het is een bekend patroon: iemand belandt op straat vanwege een huurachterstand. Een nieuwe woning vinden is dan lastig, omdat woningcorporaties elkaar waarschuwen voor wanbetalers.”
Is de groep daklozen anders dan vijf jaar geleden?
“Gemiddeld zijn ze wat ouder. En onder jongere daklozen zie ik meer migranten. Ook zijn er meer zogenoemde ‘nieuwe daklozen’. Mensen die door de crisis, soms ook door eigen stommiteit, hun huis zijn kwijtgeraakt maar geen verslaving of psychische problemen hebben. Harddrugsverslaafden zie ik steeds minder. Die sterven simpelweg uit, daarnaast is er veel goede opvang voor hen.”
Welke dakloze raakte u het meest?
“Het is onmogelijk om te kiezen, maar ik denk nu aan de Engelse Alan. Hij voldeed aan een klassiek zwerversbeeld: vies baardje, vaak dronken. Terwijl hij ontzettend belezen en creatief was. Ik zocht hem vaak op in het Oosterpark. Alan overleed uiteindelijk door zijn alcoholverslaving. Ik leerde veel van hem, zoals over de filosofie van Schopenhauer. Maar ook dat iedereen meerdere kanten heeft. Een beetje doorvragen helpt echt.”
U profileert zich als uitgesproken voorstander van de winteropvang.
“Mensen die zelfredzaam zijn, geeft het net dat zetje. Een vrouw die ik begeleid, stond net voor de winter op straat. Gisteren las op ik haar Facebookpagina dat ze een huis heeft gevonden. De winteropvang gaf haar daar tijd voor. Wat mij betreft is er het hele jaar opvang.”
Tegenstanders zien valkuilen, zoals daklozen die hospitaliseren.
“Sommigen zullen er passief van worden, maar we kunnen dat toch niet op de hele groep projecteren? Ondanks de beren op de weg, kunnen politici wat mij betreft beter gewoon beginnen met aanpakken. Er is geen perfect plan, bijsturen is altijd nodig. Als er in Utrecht wat verandert in de regelgeving, zie je dat op straat in Amsterdam terug.”
Welke wetgeving zou u willen schrappen?
“De kostendelersnorm. Het klinkt misschien logisch op papier: de uitkering korten van iemand die een woning deelt met een volwassene, omdat je de woonlasten kan delen. Maar de regeling werkt angst in de hand. Het was bijvoorbeeld een traditioneel patroon: iemand kreeg een huis en had een kamer over. Binnen enkele weken bood diegene een andere dakloze onderdak aan. Zo hielpen ze elkaar de ellende uit. Nu durft men niet meer.”
Tien jaar geleden begon het Discus-project. Een eigen huis werd juist het startpunt van de hulp aan daklozen met een psychische stoornis in plaats van een eindpunt. Wat zie je ervan terug?
“Het komt in Amsterdam maar langzaam op gang, terwijl het een uitstekend idee is. Onderzoeken tonen aan dat ‘housing first’ het gros van de deelnemers langdurig uit de dakloosheid helpt. Dakloosheid is natuurlijk in de eerste plaats een huisvestingsprobleem.”
Hoe snel is iemand in de praktijk van de straat?
“Nieuwe daklozen melden zich bij de gemeente, daarna komen ze op een wachtlijst. De wachttijd is ongeveer een jaar, voordat er een traject wordt begonnen. En dan komt het overgrote deel niet eens in aanmerking, omdat ze als zelfredzaam worden beoordeeld. Zij moeten op een sociale huurwoning wachten via WoningNet. De helft van die groep heeft na twee jaar nog geen woning. Ik zie hen uiteindelijk ook vaak psychische problemen krijgen.”
Wat doet dakloosheid met iemands karakter?
“Het vormt iemands identiteit, soms al na een paar weken. Nieuwe daklozen zijn ambitieus: ze denken dat ze binnen een paar maanden een nieuw huis vinden. Als ik ze drie maanden later weer zie, zijn ze gelaten. Dagen zijn vervallen in een vast, tijdrovend patroon: ze staan op, ze lopen een uur naar het inloophuis om daar weer een uur te wachten voordat ze kunnen douchen. Er blijft weinig ruimte over voor andere dingen. Soms duurt het jaren voordat iemand weer uit die mindset is. Ik ken voormalige daklozen die hun bank verkiezen boven hun bed, of in de lente op het balkon slapen. Dat heeft iets vertrouwds.”
Wat doet u voor hen?
“De truc is niet alleen vragen naar problemen, maar ook zoeken naar talenten. Wie kan meedoen aan een kunstproject, wie kan er rondleidingen geven, wie komt in ons daklozenkoor zingen? Mensen vallen nooit samen met hun problemen.”