‘Moet jij dan zelf verdwijnen?’, vroeg een collega van me standaard als mensen zeurden over een overvolle aardbol. Het antwoord van de klager was natuurlijk standaard nee. De ander, die moet wieberen. Bij de ‘Nederlanders wonen te groot’- discussie moet ik hieraan denken.
Als Nederlanders zo groot wonen, ga jij dan zelf kleiner wonen? Nee, zal niet zelden het antwoord zijn. De kleine woning, waarvan er steeds meer worden gebouwd, is vooral bedoeld voor starters en ‘integrale aandachtsgroepen’, denk dak- en thuisloze mensen, studenten en statushouders, niet voor ‘de gewone Nederlander’.
Veruit de meeste Nederlanders – ruim 90 procent, toont het Woononderzoek Nederland, hebben helemaal geen zin in een woning kleiner dan 50 vierkante meter. Woningen kleiner dan 30 meter zijn helemaal impopulair: daar heeft slechts één op de vijftig Nederlanders oor naar. Dat kleine woningen toch bewoond worden, heeft meer te maken met gebrek aan keuze.
Dat geldt ook voor tijdelijke woningen, die grosso modo ook klein zijn. Uitzonderingen daargelaten gaan flexwoningen naar spoedzoekers en aandachtsgroepen die dringend woonruimte nodig hebben. Of deze mensen daadwerkelijk gelukkig worden van tijdelijke woningen – die niet zelden worden ingezet als aanjagers van gebiedsontwikkeling en dus de facto in suboptimale stukjes stad staan – lijkt daarbij bijzaak.
Tegengeluid
Verder rijst de vraag wat het inherente voordeel is van de tijdelijke aard van de huizen. “Statushouders kunnen bijvoorbeeld ook in permanente woningen worden gehuisvest, en het woningtekort neemt ook af als er permanente woningen gebouwd worden”, aldus het PBL in de publicatie ‘Beleid maken voor (flex)wonen’.
Het was wat mij betreft een welkom tegengeluid, omdat het animo voor tijdelijke en veelal kleine flexbouw zeker nog niet bekoeld is. Minister Keijzer lijkt niet van plan om de flex-ambities van voorganger De Jonge te laten vallen. Sterker: er worden mogelijk nieuwe financiële prikkels opgetuigd om de bouw aantrekkelijker te maken. De beoogde aantallen worden namelijk lang niet gehaald.
Nationale Hypotheek Garantie stelde laatst wel dat 34 procent van de starters interesse zou hebben in het kopen van een flexwoning. Maar is ook hierbij niet het gebrek aan keuze de belangrijkste factor voor het hoge animo? Het cijfer werd opgevoerd bij een plan om de hypotheekgarantie ook bij tijdelijke woningen aan te gaan bieden.
Rekenfout
Overigens wordt sowieso schromelijk overschat hoe groot de Nederlander eigenlijk woont. Jarenlang voerde het dichtbevolkte Nederland zogenaamd de ‘grootwoonranglijsten’ aan. 65 vierkante meter zouden we per persoon bestieren, ruim meer dan onze Europese buren. Het CBS-cijfer was de basis voor menig oproep tot de bouw van kleinere woningen.
Probleem was dat het statistiekbureau een gênante rekenfout maakte: het was geen gewogen gemiddelde. Het daadwerkelijke aantal vierkante meters viel met 53 een stuk lager uit. Dat is weliswaar nog steeds meer dan de Britten, Duitsers en Belgen, maar het gat is een stuk kleiner. Het massaal bouwen van kleine woningen – flex of permanent - is er lastiger mee te rechtvaardigen.
Kasper Baggerman is journalist en programmamaker bij Pakhuis de Zwijger. Hij schrijft over wonen, leefbaarheid en ruimtelijke ordening. Als één van de vier columnisten van NUL20 neem hij iedere twee maanden een aspect van het woningmarktbeleid onder de loep dat relevant is voor de Metropoolregio Amsterdam. Het kwartet vaste columnisten van NUL20 bestaat naast Baggerman uit Léon Bobbe, Ruud Fiere en Mirthe Biemans. |