Er zijn in Amsterdam altijd wachtlijsten geweest, ook toen bijna 80 procent van de woningvoorraad uit gereguleerde huurwoningen bestond.
Vanaf 1972 werd de distributie van huurwoningen ondergebracht bij de zelfstandige Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting (GDH). De latere vestigingsplek, de Van Reigersbergenstraat, werd een begrip onder Amsterdammers. Alle hoop op een woning startte met het verkrijgen van het urgentiebewijs. In 1974 werd daarvoor de leeftijdsgrens verlaagd van 27 naar 25. In 1978 werd dat in een vlaag van beleidseuforie 18 jaar en toen was het hek van de dam. De wachttijd liep snel op tot vijf à zes jaar.
Met het groeien van de lijst ‘urgenten’ had de GDH steeds meer moeite de regels te handhaven; de eigen medewerkers vonden dat de dienst zijn rol niet meer kon waarmaken. Dat leidde zelfs tot een demonstratie en werkonderbreking in 1980. Vrij naar Jan Schaefer: “Ook in een urgentiebewijs kun je niet wonen.” In 1985 kwam er een nieuwe woonruimteverordening, waarin vrijkomende huurwoningen voortaan in samenwerking met woningcorporaties en huiseigenaren werden toegewezen.