Jonge gezinnen verlaten in grote aantallen de stad. Weinigen zal afgelopen zomer dit bericht zijn ontgaan. Maar werd hier ook in eerdere jaren al niet melding van gemaakt, soms met even alarmistische ondertoon? Is het iets om ons zorgen over te maken, of heeft Amsterdam na de crisis gewoon zijn oude ‘roltrapfunctie’ terug?
Frank Schalken en zijn gezin. Zie kaderstuk onderaan
“Het aantal vertrekkende jonge gezinnen is inderdaad nooit zo hoog geweest”, zegt Hester Booi, senior onderzoeker bij de dienst Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS). Maar ze haast zich het beeld te nuanceren: “Het lijkt zich te stabiliseren, en Amsterdam telt natuurlijk heel veel twintigers en dertigers, die weer nieuwe jonge gezinnen zullen vormen.”
Uit onderzoek van Booi en Lia Karsten, associate professor aan de Universiteit van Amsterdam, blijkt dat het aantal jonge gezinnen ondanks het vertrek gelijk blijft en het totale aantal gezinnen - dus ook die met oudere kinderen - zelfs nog licht toeneemt. Dat komt vooral doordat oudere kinderen langer thuis blijven wonen, waarschijnlijk omdat ze moeilijk betaalbare eigen woonruimte kunnen vinden in de stad. De toename van het aantal gezinnen houdt echter geen gelijke tred met de bevolkingsgroei van de stad. Daardoor zou het aandeel van de gezinnen geleidelijk afnemen, als deze trend doorzet.
Rijkere gezinnen
Het toegenomen vertrek is meer dan een inhaalslag na de crisis: het gaat deels ook om een andere groep dan voorheen die verhuist. Uit onderzoek van Karsten blijkt dat veel huishoudens eerst in Amsterdam kijken bij het zoeken naar meer vierkante meters woonruimte - het belangrijkste criterium bij een verhuiswens. Omdat Amsterdam vaak te duur is, wordt in steeds wijdere cirkels om de stad heen gezocht. Daarbij wordt rekening gehouden met de afstand tot het werk en de mogelijkheid zorgtaken te verdelen. “In Amsterdam zijn afgelopen jaren veel huishoudens bijgekomen van mensen die hoogopgeleid zijn en die veel verdienen”, vertelt Booi. “Zij kunnen het zich veroorloven naar de regio te verhuizen, ondanks de hoge huizenprijzen daar.”
De rijkere huishoudens hebben ook een duidelijk andere voorkeur voor vestigingsplaatsen. Waar vroeger Almere, Haarlemmermeer en Purmerend de belangrijkste overloopgemeenten waren, werken nu Haarlem, Amstelveen en omgeving en het Gooi als een magneet voor Amsterdamse gezinnen.
De vestigingskeuze naar bestedingsmogelijkheden werkt regionale segregatie in de hand, waarbij het noorden armer is dan andere delen van de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Binnen de MRA bestaat daar een zekere wrevel over. Volgens Zaandam zou de gemeente Amstelveen wel wat meer sociale huurwoningen mogen bouwen om meer evenwicht in de regio te krijgen.
Voorzieningen
Is het erg als het aandeel gezinnen in de stad afneemt? Anders dan de alleenstaande expats die er niet zelden voor in de plaats komen, zijn gezinnen volgens Booi en Karsten een stabiele, bindende factor in de stad. “Ze hebben oog voor de publieke ruimte en zijn een schakel tussen verschillende sociale lagen en netwerken”, zegt Karsten. “Met name allochtone gezinnen uit de middenklasse zijn belangrijk in die rol. Gezinnen zijn ook van belang voor het behoud van allerlei voorzieningen voor onderwijs, cultuur en sport.”
Schoolbestuurder Marius Voerman vertelt dat de terugloop van het aantal leerlingen zo’n drie jaar geleden een hoogtepunt bereikte, maar nu voor de openbare basisscholen in West tot staan is gebracht. Voerman is scheidend bestuurder van Amsterdam-West Binnen de Ring (AWBR), waar de achttien openbare bassisscholen in Amsterdam-West onder vallen. “Alleen rondom het Westerpark loopt het leerlingenaantal terug. Maar verder is het totale aantal gelijk gebleven. Ons marktaandeel is zelfs toegenomen, wat betekent dat andere scholen in West het minder goed doen.”
Emancipatiemachine?
In de jaren negentig werd de term ‘roltrap’ gemunt voor het verschijnsel waarin jongeren uit het hele land zich in de stad vestigen, daar studeren, carrière maken, een gezin stichten en zich uiteindelijk settelen in de regio. In 2005 promootte de latere GroenLinks-wethouder Maarten van Poelgeest een variant van dat begrip: de stad als emancipatiemachine. Karsten heeft altijd kritiek gehad op het veronderstelde emancipatoire karakter van de suburbanisatie: “Mijn onderzoek laat zien dat door de nabijheid van werk en voorzieningen als kinderopvang en scholen, de stad bij uitstek een plek is waar werk en zorgtaken eerlijker door vaders en moeders worden gedeeld. Juist in de groeikernen is sprake van scheve verhoudingen wat dit betreft”.
Tot slot vindt Karsten de aanwezigheid van kinderen van belang voor wat ze ‘het verhaal van de stad’ noemt. “Herinneringen over opgroeien in stad en buurt worden verteld en doorgegeven aan de volgende generatie. Zo ontstaat een gelaagd beeld over het leven in de stad. Elke stad heeft mensen nodig die daar geworteld zijn”.
“Er wordt bij nieuwbouw veel aandacht besteed aan de verdeling sociale huur, middensegment en koop. Maar niet aan het type huishouden dat we daar willen hebben. In plaats van de huidige ontwikkeling van verkamering, waardoor de stad steeds ontoegankelijker wordt voor gezinnen, zouden we moeten overwegen nieuwe toewijzingsregels te ontwikkelen die bijdragen aan een inclusieve stad, waar ook gezinnen met kinderen deel van uitmaken. Een echte stad is immers een diverse stad.”
Frank Schalken verruilde deze zomer met zijn gezin een bovenwoning aan de Eerste Kostverlorenkade in West voor een huis met een tuin in Castricum. Al toen de kinderen klein waren, overwoog het gezin een vertrek uit Amsterdam. Maar toen kregen ze de mogelijkheid de bergruimte op zolder van de benedenburen erbij te kopen en bij de woning te betrekken. Daarmee hadden ze een voor Amsterdamse begrippen ruime maisonnettewoning. Toch begon het na verloop van tijd weer te knagen: wel jammer dat de kinderen (nu 6 en 8) niet zonder begeleiding buiten konden spelen. “En tegen de tijd dat ze dat wel zouden kunnen, zouden ze te oud zijn voor de speelplaats”, aldus Schalken. Wat ook meespeelde, was dat het gezin al een strandhuisje in Castricum bezat. “Daardoor leefden we ’s zomers in gescheiden werelden. Het was lastig als wij in het huisje wilden zijn, maar de kinderen dingen in de stad moesten doen. Nu is het meer één geheel.” Dat hij nu voor zijn werk in Amsterdam moet forenzen, maakt Schalken niet zoveel uit. Met de trein is hij immers in zo’n 25 minuten op het Centraal. Daarbij woont zijn vrouw nu dichter bij haar werk in Noord-Holland. “Ons oude huis is - het is een beetje een clichéverhaal - gekocht door een alleenwonende expat die zich wil settelen in de stad en bezig is Nederlands te leren”, zegt Schalken tot slot, zich realiserend dat Amsterdam met hun vertrek weer een klein stukje is veranderd. |
Lieke van de Voort is deze zomer met haar gezin verhuisd van De Baarsjes naar Diemen. Voor velen is dat eigenlijk nog Amsterdam en Lieke ziet het als een voordeel dat je er met de tram naar de stad kunt. |