Stedenbouwkundigen en verkeerskundigen spreken elkaars taal niet. Sterker, de neiging tot samenwerken wordt ondermijnd door wederzijdse negatieve stereotyperingen. Althans, dat is de ervaring van architect Jeroen Mensink (Jam*architecten), initiatiefnemer van ‘Stromen en verblijven’.
In dit boek wordt onderzocht hoe de twee doorgaans gescheiden opererende vakdisciplines elkaar beter kunnen vinden. Stedenbouwkundige Ton Schaap en Heiko Miskotte (ontwerper openbare ruimte) gaan van start met een leuk geschreven en verhelderend essay. Hierin komen nogal wat Amsterdamse voorbeelden ter sprake, zoals de herinrichting (met bomen!) van de Wibautstraat. Ze tonen aan dat de ideeën van stedenbouwkundigen, verkeerskundigen en civiele technici niet los van elkaar kunnen worden gezien.
Dat staat vriendelijk op papier, maar hoe werkt dat in de praktijk? En hoe voorkom je ‘lost places’, fantasieloos ontworpen plekken, zonder gezicht en warmte?
Dat wordt in tien voorbeeldprojecten verder uitgewerkt. Terwijl verkeerskundigen normaal gesproken uitgaan van schema’s (ruimtegebruik en vaste maten voor straten; bekijk het glossarium achterin!), zie je hier dat bij herinrichting ook geluisterd wordt naar bewoners. Wel of geen fietspaden of bomen kunnen hete hangijzers blijken. Soms zijn andere doelen prominent, zoals het terugdringen van autoverkeer.
De voorbeelden maken duidelijk hoe beide ontwerpdisciplines elkaar kunnen aanvullen of zelfs inspireren.
Stromen en verblijven, naar een integrale ontwerpvisie op verkeer en openbare ruimte, Jeroen Mensink (red.), nai010 uitgevers/CROW Rotterdam, gebonden, 140 pagina’s, ISBN 9789064507915, €34,50