Kunnen we anno 2010 nog iets met de ideeën van de Amerikaans-Canadese activiste en publiciste Jane Jacobs? De selfmade stadsfilosofe zette in de jaren zestig de moderne stedenbouw op zijn kop met haar pleidooi voor een behoedzame stadsvernieuwing die uitging van functiemenging, kleine bouwblokken, een mix van oud- en nieuwbouw en concentratie van voorzieningen. Haar bestseller “Death and life of great American cities” las als één grote afrekening met planologen en bestuurders die via grootschalige sloop/nieuwbouwprojecten wijken wilden ‘herstellen’. In haar ogen werden wijken daarmee eerder kapot gemaakt.
Geprikkeld door de voortdurende discussies over nut en noodzaak van stedelijke vernieuwingsprojecten vroeg uitgeverij Trancity/SUN een dertiental bekende Nederlandse stadsonderzoekers de actuele betekenis van Jacobs’ ideeën na te gaan. Het resultaat is een plezierig lezende bundel geworden met interessante artikelen, waarin vooral waardering doorklinkt voor haar nauwgezette manier van kijken. Als een nomade liep de New Yorkse uren door stadswijken om het ‘stedelijk theater’ te ervaren en te doorgronden. Stadsonderzoeker Arnold Reijndorp vindt het bijzonder jammer dat ze deze zorgvuldige aanpak niet op kon brengen in de buitenwijken. Jacobs verafschuwde deze buurten vanwege hun vermeende monofunctionele opbouw. Haar desinteresse voor het werkelijke leven in deze stadsuitbreidingen maakt dat stedenbouwers in dit soort wijken weinig met haar ideeën kunnen aanvangen, concludeert Ivan Nio. Eerder liet deze onderzoeker met Reijndorp en bureau MUST zien dat in een naoorlogse wijk als de Westelijke Tuinsteden meer afwisseling en diversiteit is te vinden dan velen denken. Voor wie zich eerder richt op binnenstedelijke buurten, blijft Jacobs observaties een feest van herkenning, menen anderen. De ‘godmother van stedelijke diversiteit’ was haar tijd ver vooruit.
De levende stad: over de hedendaagse betekenis van Jane Jacobs. Amsterdam: Sun Trancity.
Franke, S. & Hospers, G. (red)