Overslaan en naar de inhoud gaan

SLOOP

Felrood en buitenproportioneel groot spat de titel van de omslag af: SLOOP. De pagina’s met casestudies zijn roodomrand. Rood is de kleur van passie en woede, emoties die sloop in Amsterdam in ruime mate bij haar inwoners heeft opgeroepen. Hoe zijn die emoties te verklaren? Dat vragen historicus en antropoloog Hanneke Ronnes en architectuurhistoricus Wouter van Elburg zich af. Zij zijn de initiatiefnemers van de website Amsterdam Sloopt. Hoeveel sloop kan een stad hebben zonder iets heel anders te worden? Concreet: loopt Amsterdam dat risico, gezien de omvangrijke sloop vanaf de twintigste eeuw? Om die vragen te beantwoorden, plaatsen ze die in het perspectief van twee eeuwen sloop en protest, ingenieus verweven met de geschiedenissen van particuliere erfgoedbescherming, overheidsbetrokkenheid en sloopkritische publicaties. 

Vijf periodes van sloop en protest

De auteurs onderscheiden tussen 1800 en 2024 vijf periodes van sloop en protest. In de 19e eeuw gaan onder veel meer de stadswallen tegen de vlakte. De bouw van het Centraal Station lokt sloop en schaalvergroting in de wijde omgeving uit. Tussen 1900 en 1945 leiden onbewoonbaarverklaringen tot omvangrijke sloop. Protesten nemen steeds nieuwe vormen aan, van schotschriften van enkelingen uit de maatschappelijke elite tot de oprichting van oudheidkundige verenigingen en later de krakers.      
Het woord utopie in de ondertitel slaat op het maakbaarheidsgeloof van ontwerpers en ambtenaren, hun overtuiging dat sloop bijdraagt aan een betere stad. Daarvoor is de derde periode exemplarisch, van 1945 tot 1975, de tijd van ruim baan voor de auto en cityvorming. De massale protesten tegen de sloop van de Nieuwmarktbuurt leiden tot betere bescherming van de binnenstad, maar tot verbazing van de auteurs wordt die lijn niet doorgetrokken naar wijken daarbuiten. Want in de periode 1975 tot 2000 neemt aanvankelijk bijna niemand het op voor de negentiende-eeuwse buurten. Ten onrechte schrijven de auteurs de woningcorporaties het eigendom toe van het merendeel van die buurten en de verantwoordelijkheid voor het verval. Die hadden daar alleen bezit dat eerder door de gemeente in verwaarloosde staat was aangekocht van particulieren.

De historische sensatie 

Ronnes en Van Elburg betogen dat niet alleen panden met individuele monumentale kwaliteiten bescherming verdienen, maar ook ongeschonden gevelwanden die “maken dat een buurt als historisch wordt beleefd (…) door zowel bewoners als toeristen. De historische sensatie is hier nooit ver weg.” Maar ze zijn niet duidelijk over wat ‘historisch’ inhoudt. Soms hebben ze het over historische architectuur, dan over historisch Nederlands erfgoed of historische panden en ook wel over oude huizen. Die moet je volgens hen niet slopen, de “enigszins verloederde en troosteloze nieuwbouw” uit de jaren zeventig in de Oosterparkbuurt komt daar wat hen betreft eerder voor in aanmerking. Die huizen staan er inmiddels vijftig jaar, maar zijn dus niet ‘historisch’? 

Vermogende particulieren vormen “de derde groep die afbraak initieert (…), die sloopt in de meeste gevallen niet het hele huis maar een deel ervan”

De eerste 24 jaar van de eenentwintigste eeuw vormen de vijfde periode. De belasting van het milieu door sloop komt hoog op de agenda. Woningcorporaties slopen in de Westelijke Tuinsteden, projectontwikkelaars in Zuid. Vermogende particulieren vormen “de derde groep die afbraak initieert (…), die sloopt in de meeste gevallen niet het hele huis maar een deel ervan”. Het gaat om ingrijpende verbouwingen, die in deze studie op één lijn staan met algehele sloop. De auteurs gaan er daarmee aan voorbij dat er zoveel in deze huizen wordt geïnvesteerd dat ze nog lange tijd niet afgebroken zullen worden. 

Pleidooi voor een omzichtige houding 

In het afsluitende hoofdstuk nemen Ronnes en Van Elburg een genuanceerde positie in. Ze relateren de emoties rondom sloop aan de sociale en mentale betekenis van de gebouwde stad als dagelijkse leefomgeving. “De lived space van Amsterdammers, het échte, volumineuze dagelijkse leven, speelt zich lokaal af, in een historisch gegroeide omgeving.” Sloop maakt daar inbreuk op. Om  “herkenningsmomenten” te respecteren bepleiten ze “een omzichtige houding ten opzichte van sloop van historische architectuur”. Sloop vinden ze geen oplossing voor stedelijke ontwikkelingen, maar “toch is dit geen pleidooi voor de kaasstolp”.  

SLOOP is geen discussie over wel of niet slopen. Impliciet of expliciet scharen de auteurs zich altijd bij de tegenstanders. De motivatie voor sloop is volgens hen uiteindelijk het streven naar meer winst. Vraagstukken over de financiering van behoud of dilemma’s rond hergebruik blijven buiten hun beeld. Dat geeft een zekere vrijblijvendheid aan dit onderzoek, te meer omdat de vraag of Amsterdam anno 2024 het risico loopt zichzelf te verliezen door te veel sloop, onbeantwoord blijft. Wellicht omdat je dan ook onbedoeld aangeeft hoeveel wel gesloopt kan worden? 
Maar wat dit rijk geïllustreerde boek overtuigend laat zien, is dat er al heel veel gesloopt is en dat als ook nog eens alles gesloopt was wat ooit op de nominatie daarvoor stond, Amsterdam zijn eigenheid zou hebben verloren. Dat maakt SLOOP tot een actuele en urgente publicatie.        

Joop de Haan

SLOOP  
Utopie en protest in Amsterdam van 1800 tot nu

Auteurs: Hanneke Ronnes en Wouter van Elburg

Uitgave van Amsterdam Sloopt

ISBN/EAN: 978-90-831136-3-0
Prijs: € 18,90