Overslaan en naar de inhoud gaan

Ruimtelijke kwaliteit bij fabrieksmatige woningbouw

Voor een dringend pleidooi heb je niet veel ruimte nodig, laat een dun boekje zien dat iets kleiner is dan mijn hand. Daarin slaat Frits Palmboom alarm over de nieuwe generatie systeembouw, en hij reageert met “een pamflet dat de lat hoog legt.”
Vanwaar zijn alarm? Systeembouw is immers niet iets van vandaag of gisteren. Denk aan Cruijffs Betondorp, wijken uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw, en de stewardessenwoningen in Hoofddorp twintig jaar geleden. Nieuw is dat sinds de kredietcrisis de systeembouw, aangejaagd door voortgaande automatisering, een hoge vlucht heeft genomen. Het lijkt soms wel het duizend dingen doekje voor alle problemen in de woningbouw. Maar wat levert systeembouw op voor het aanzien van straten en de leefbaarheid van wijken? Een vraag die ook leefde bij acht woningcorporaties in Noord-Holland, samenwerkend in NH Bouwstroom. Zij schreven een tender uit voor “betaalbare fabriekswoningen (…) zonder in te leveren op kwaliteit, betaalbaarheid en uitstraling”, en stelden een Raad van Advies in om de inzendingen kwalitatief te beoordelen. Als lid van die Raad kreeg Palmboom een actueel inzicht in de ontwikkelingen bij een groot aantal bouwbedrijven.

'Alarmerend'

De innovaties die hij zag dwongen zijn respect af. Hij vond ze informatief en inspirerend, maar “soms alarmerend”. Palmboom deelt niet wat hij inspirerend vond, wel wat hem alarmeerde: “de dwangmatige uniformiteit van strengpers-stedenbouw” die op de loer ligt, en “te monomaan” vanuit het systeem denken. Doorontwikkeling en innovatie “zijn broodnodig”, deze publicatie is zijn aftrap.

Stedenbouwkundige plannen houden waar mogelijk rekening met nieuwe bouwmethoden, en bouwsystemen moeten worden uitgedaagd om op stedenbouwkundige eigenschappen van locaties te reageren, vindt Palmboom, zijn focus ligt bij het uitdagen. De bouw heeft volgens hem van oudsher de traditie om per plek en programma een toegesneden project tot stand te brengen. Daarom beoordeelt hij de waarde van nieuwe bouwsystemen op de mate waarin ze maatwerk op locatie kunnen leveren. Hij formuleert een missie, trekt lessen uit het verleden en omschrijft de opgaven van nu. Dat brengt hem bij vijf stedenbouwkundige uitdagingen en tien prestatie-eisen aan fabrieksmatig bouwen.

Overvolle gereedschapskist

Verder bepleit hij een nieuwe bouwcultuur, met onder meer de inzet van architecten als randvoorwaarde bij het inschakelen van fabrieksmatige bouwers, en ontwikkeling van een Ruimtelijk Kwaliteitskader waaraan bouwplannen op locatie worden getoetst. Het roept de vraag op waarom dat Kwaliteitskader alleen zou gelden voor fabrieksmatig bouwen, en of dit niet een vorm van centralisatie is die niet past in de Omgevingswet? Tenslotte stelt de auteur nog voor een Denktank Fabrieksmatig Bouwen en Ruimtelijke Kwaliteit op te richten.  

Was het dan allemaal zó slecht wat die tender opleverde, dat het Palmboom dwong tot zo’n overvolle gereedschapskist om systeembouw bij te sturen? Feit is dat NH Bouwstroom zes bouwbedrijven heeft geselecteerd voor 750 woningen per jaar. Dat maakt nieuwsgierig naar de kwaliteiten die deze bedrijven gaan leveren. Het is onbevredigend dat de auteur de nieuwe generatie bouwsystemen niet óók op hun eigen merites beoordeelt, en niet in gaat op de vraag op welke manier stedenbouwkundige plannen daar rekening mee moeten houden. Zijn wens om “de spanning tussen ‘systeem’ en ‘maatwerk’ in de praktijk (te) overbruggen” gaat met deze eenzijdig stedenbouwkundige benadering niet uitkomen. 
De lezer krijgt een introductie in Palmbooms opvattingen over stedenbouw, maar komt er niet achter hoe het staat met de innovaties in de systeembouw.  Dat gaan we zien, de komende jaren, op de locaties van NH Bouwstroom.

Joop de Haan

Ruimtelijke kwaliteit bij fabrieksmatige woningbouw - Een stedenbouwkundig kader. Frits Palmboom. Uitgever: Federatie Ruimtelijke Kwaliteit. 94 pagina's. €12,50. ISBN: 9789081365352