Bouwregels in Nederland zijn onvoldoende toegesneden op de risico’s van nieuwe (brandbare) bouwmaterialen en bouwmethoden, concludeert het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) na analyse van onder meer twee omvangrijke gebouwbranden de afgelopen jaren in Amsterdam. De samenleving, aldus het instituut, moet zich de vraag stellen of vanwege het risico voor de bewoners en de brandweer, en vanuit bescherming van de woningvoorraad de risico’s op omvangrijke branden in de gebouwschil acceptabel zijn.
Er kunnen in de schil van verduurzaamde en snel gerealiseerde woningen snel, heel grote branden ontstaan, die buitengewoon onvoorspelbaar verlopen en heel moeilijk zijn te bestrijden. Het NIPV analyseerde naast het verloop van een brand in rijwoningen met een doorlopend dak van zonnepanelen in Arnhem-Presikhaaf, de omvangrijke, alles verwoestende brand in blok 6 van Startblok Riekerhaven van Lieven de Key in november 2022, waarbij 135 huurders van twee woonblokken hun woning verloren. En de vuurzee in een opgetopt woongebouw van Vesteda afgelopen zomer aan de Joan Muyskenweg, waarbij twintig appartementen voor jaren onbewoonbaar raakten.
Het NIPV onderzocht welke lessen er zijn te trekken uit die drie branden. En hoe de risico’s van branden in de gebouwschil kunnen worden beperkt. “Om de brandveiligheid in snel gebouwde en verduurzaamde woningen te vergroten, is een systeemgerichte aanpak op basis van wetenschappelijke kennis nodig”, aldus het instituut. De al voorgenomen aanscherping van de regels voor brandveiligheid in hoogbouw is volgens hen niet voldoende; deze nieuwe regels zijn namelijk niet van toepassing op de gebouwen die zijn onderzocht. Bovendien zijn de tests waar nieuwe bouwmaterialen aan worden onderworpen van onvoldoende kwaliteit. Er wordt in de testmodellen geen rekening gehouden met snelle, onvoorspelbare branduitbreiding via de brandbare, niet-gecompartimenteerde gebouwschil.
Daarom houdt het NIPV een pleidooi voor meer experimenteel onderzoek naar brandgedrag van nieuwe materialen en een betere evaluatie van grote incidenten.