Overslaan en naar de inhoud gaan
Verslag Bijeenkomst 13 april in Pakhuis de Zwijger
Thuis voelen in een veranderende buurt. Hoe dan?

Verandering is onlosmakelijk verbonden aan de stad. Er wordt bijgebouwd, verdicht en gesloopt. Door de snelheid van de vernieuwing kan het thuisgevoel van ‘oorspronkelijke’ bewoners onder druk komen te staan. Hoe verbinden we deze perspectieven? En hoe kunnen belangen van bewoners meer centraal komen in de plannen? Aan de hand van het boek 'Wij zijn de stad' van Floor Milikowski gingen sociaal ondernemers uit (Nieuw-)West, corporatiebestuurders, sociaal werkers en de gemeente daarover op 13 april in gesprek.

Image
Floor Milikowski

“Amsterdam is een extreem democratische stad. Dat we hier met zijn allen in gesprek gaan, zegt iets over de exceptionele kwaliteiten van deze stad”, stelt Floor Milikowski aan het begin van de avond. In haar boek Wij zijn de stad beschrijft ze de dynamiek die ze in de wijken aan de rand van de stad, vaak bij gemeenschappen met een migratieachtergrond, waarnam. “Een drang naar vooruitgang, emancipatie, je laten horen, je laten zien.”

Vaak wordt volgens haar vanuit het perspectief van het centrum naar steden gekeken. Over ontwikkelbuurten waar sloop-nieuwbouw plaatsvindt en gemeenschappen die daar de dupe van zijn wordt wel gesproken, maar het perspectief van de mensen waarover het gaat, kwam de afgelopen jaren weinig aan bod. Zij ziet een veranderende tijdgeest: “Het zijn toch de mensen die de stad maken en niet de stenen. Hoe versterk je de gemeenschap, de sociale infrastructuur, hoe kom je weg uit dat systeemdenken van de afgelopen veertig jaar en hoe zoek je weer een nieuwe manier van kijken naar de stad?” Daar heeft ze met haar boek een bijdrage aan willen leveren.

"De stad wordt te eenzijdig en homogeen"

Moderator Jörgen Tjon A Fong speelt advocaat van de duivel door haar het vuur na aan de schenen te leggen. Want: in een stad die niet buiten de stadsgrenzen mag groeien en daarom moet verdichten, staan de belangen van sociale huurders en de middenklasse nu eenmaal op gespannen voet met elkaar. Logisch dan dat er slachtoffers vallen. Bovendien: stadsdelen zijn altijd aan verandering onderhevig. Moeten we niet loslaten dat we de identiteit van stadsdelen kunnen behouden?
Verandering hoort volgens Milikowski inderdaad bij de stad, net als de botsing tussen de stad als handelscentrum en de stad als sociale, culturele plek waar maatschappelijke vooruitgang en vernieuwing plaatsvindt. “Maar je ziet nu dat de handelsfunctie de overhand heeft gekregen boven de sociaalculturele functie. De stad wordt te eenzijdig en homogeen. De vraag is ook of het wenselijk is dat je bestaande gemeenschappen sloopt, want die zijn van grote waarde. Diversiteit is de grootste rijkdom van de stad.”
Steden als Londen, Parijs en New York krimpen volgens Milikowski inmiddels omdat ze te duur, eenzijdig en te weinig dynamisch zijn geworden: als steden niet meer toegankelijk zijn voor jonge, nieuwe inwoners zorgt dat voor stagnatie en krimp. 
Is dat niet ook gewoon een fase, vraagt Tjon A Fong zich af. Als er een dynamiek van groei en krimp is, dan komt het vanzelf weer goed. Milikowksi gelooft dat er inderdaad vanzelf weer meer ruimte gaat komen. Toch moeten we ons ondertussen zorgen maken over de samenleving: “Die is extreem gepolariseerd, gesegmenteerd en gefragmenteerd, waardoor er spanningen ontstaan. Het is voor mensen in kansarme posities heel moeilijk om zich daaraan te ontworstelen en een acceptabel leefklimaat te bemachtigen. Iedereen zou gewoon recht moeten hebben op een goede woning, op goede zorg, goed onderwijs, op ontmoeting, op emancipatiemogelijkheden. Dat staat nu enorm onder druk. Ik vind dat we veel meer vanuit die gedachte moeten gaan nadenken over het vormgeven van de stad.” De roep om verandering is er nu, jongeren zijn woedend omdat ze er niet tussen komen op de woningmarkt. Die verandering komt er sowieso, denkt Milikowski. “Je kunt je daar als stad maar beter op anticiperen en er je voordeel meedoen.”

Nieuw-West

Image
Fouad Lakbir en Mohamed Mahdi

Fouad Lakbir woont zelf in de Kolenkitbuurt, is storyteller en curator van de presentatie 'Collecting the City' in het Amsterdam Museum, een project over de sloop-nieuwbouw in de Jacob Geelbuurt. Lakbir volgde bewoners in het laatste half jaar dat ze daar woonden. Uit de verhalen die hij verzamelde, sprak vooral angst. Mensen wist niet waar ze terug zouden komen. Er werden wel sociale woningen teruggebouwd, maar niet iedereen kon terugkeren in de buurt. Bewoners beseften volgens Lakbir te laat dat ze zich hadden moeten verenigen en dat ze rechten hebben. “Ze hebben te lang de brieven genegeerd en toen ze eenmaal wilden gaan meepraten over terugkeer was het te laat.” De betreffende woningbouwcorporatie, De Alliantie, wilde dat er een gezondere mix in de buurt zou komen, de bekende gemengde wijk.

"Er is initiatief na initiatief, maar er is geen borging."

Casa Sofia is één van de projecten die in Wij zijn de stad worden beschreven. Mohamed Mahdi, directeur van El Hizjra, een stichting die zich inzet voor het culturele erfgoed van met name Arabisch sprekende migranten, richtte Casa Sofia op omdat hij een leuke ontmoetingsplek miste in Nieuw-West. Volgens hem zijn er te weinig voorzieningen voor ontmoeting, cultuur, recreatie, hangen. “We hebben het vaak over talent de ruimte geven. Daar zijn gewoon vierkante meters voor nodig; fysieke ruimte.”

“We hebben het vaak over talent de ruimte geven. Daar zijn gewoon vierkante meters voor nodig"

De projecten van beide sociaal ondernemers hebben een directe verbinding met de leefwereld van de Nieuw-Westerlingen. Zoals deze avond meerdere keren terugkomt, mist de verbinding tussen die leefwereld en de systeemwereld. Die laatste bedenkt van bovenaf hoe een wijk eruit moet zien en zich moet ontwikkelen. Fouad vindt dat de Nieuw-Westerlingen misschien met uitdagingen te maken hebben, maar ze hebben het stadsdeel wel gemaakt tot wat het nu is. Hij snapt niet dat er wordt gedacht dat het mogelijk is iets voor ze te bouwen wat de problemen oplost. “De oplossingen worden elders bedacht, over de hoofden van de bewoners heen. Er is initiatief na initiatief, maar er is geen borging. Wij kunnen wel steeds projecten opstarten, maar als er niets wordt gedaan met wat we ophalen, dan is het moeilijk om ermee door te gaan.”
Mohamed zou het eeuwig zonde vinden als Fouad stopt. Toch blijft hij positief. “De nieuwe generatie gaat zijn plek gewoon opeisen.”

Handelingsperspectief?

Aan het eind van Wij zijn de stad roept Milikowski professionals op het anders te doen. Frans Soeterbroek (socioloog, actieve stadsmaker en bestuurlijk adviseur) en Birgit Oelkers (sociaal ondernemer en community builder bij LSA) zijn uitgenodigd voor een reactie, voor een handelingsperspectief.

Soeterbroek heeft meegewerkt aan het hoofdstuk 'Samen stad maken' in de Amsterdamse Omgevingsvisie 2050. Hij geeft drie lessen uit het verleden mee. Ten eerste moeten publieke partijen weer de lijnen uitzetten en de keuzes maken. De markt moet weer dienend worden, zoals ten tijde van de wijkaanpak. Soeterbeek begeleidde vanaf 2009 een samenwerking tussen het Rijk, de Vogelaarsteden en Aedes. “Het was een coalitie van de publieke zaak, overheid corporaties, bewoners, ondernemers, instituties als politie, welzijn, zorg en onderwijs die het samen deden. We hebben het nooit over de markt, de beleggers en de ontwikkelaars gehad.”

"Zet de logica van de leefwereld centraal"

Als de logica van de leefwereld centraal staat, kijk je anders naar het ontwikkelen van buurten. Dat moet meer organisch, met respect voor wat er al is en daarop voortbouwend. Jane Jacobs maakte onderscheid tussen geleidelijk kapitaal en lawinekapitaal. “Instrumenten waarmee voortdurende, geleidelijke, complexe en zachtzinnige veranderingen worden bekostigd, die hebben we nodig. We moeten de zachtzinnige verandering opnieuw uitvinden.”
Net als Fouad Lakbir laakt hij de projectencaroussel. Minder experimenten, meer structurele veranderingen. Ten derde is zijn oproep aan het nieuwe gemeentebestuur: vervang het Plaberum (Plan- en besluitvormingsproces ruimtelijke maatregelen) voor Deswo (democratische stads- en wijkontwikkeling). Van top-down naar bottom-up.

“Ga van de plofkipaanpak naar slowfoodwerk”

Het boek Wij zijn de stad laat volgens Birgit Oelkers zien hoe buurten plekken worden waar mensen zich thuis voelen. Niet door interventies van buiten, maar door de kracht van mensen. Dat kan met de abcd-methode: Asset based community development. De visie hierachter is dat bewoners en hun eigen, informele netwerken sommige dingen beter kunnen dan het institutionele netwerk.

Dat blijkt bijvoorbeeld in de Rotterdamse wijk Bospolder-Tussendijken waar community building de basis is voor wijkverbetering. Bewoners krijgen tien jaar lang de kans zelf te ontdekken wat zij belangrijk vinden; experts van buiten sluiten zich daarbij aan. De buurt wordt niet langer gezien als sociaal-ruimtelijk ontwikkelobject, maar wordt als thuisplek teruggegeven aan de mensen die daar wonen en werken. Daarnaast moet het tempo en ritme van buurten en communities worden aangehouden. “Ga van de plofkipaanpak naar slowfoodwerk.”

Image
Martin van der Maas

Volgens planoloog Martin van der Maas van de gemeente zijn er in Amsterdam zeker projectleiders die al doen wat hier wordt besproken en hij verwacht dat dit in de toekomst zal toenemen. In het hoofdstuk Samen stadmaken in de Omgevingsvisie Amsterdam 2050 zijn een paar instrumenten geformuleerd die burgers een betere positie moeten geven, bijvoorbeeld het buurtplatformrecht en het openstellen van ontwikkeltools en rekenmodellen van de gemeente voor anderen dan alleen de gemeente.

"Het Plaberum is een belangrijk ordeningsprincipe binnen de planvormingspraktijk. Veel participatiewaarden staan daar wel degelijk in."  

Van het opheffen van het Plaberum wil hij niets weten: “Het is een belangrijk ordeningsprincipe binnen de planvormingspraktijk van de gemeente. Veel waarden die vanavond besproken worden staan daar wel degelijk in.” Het ligt eraan hoe dat in praktijk wordt gebracht. “Je kunt de participatieladder erbij pakken of je kunt het fundamenteel van onderop benaderen. Ik hoorde de oproep om te knutselen aan de stad, maar plannen worden altijd anders dan verwacht.”
Er is veel onvrede over de schijn van participatie. De kern van het plan wordt toch uitgevoerd, ook al wordt er meegepraat. Dat is een probleem, erkent Van der Maas. Van de andere kant is de druk op de stad zo groot dat het steeds moeilijker wordt om alle wensen met elkaar te verenigen. Bovendien verlopen participatietrajecten soms prima en voelen bewoners zich wel gehoord.
We hebben het over woningen, maar de gemeente stimuleert ook broedplaatsen en vrije ruimte, merkt Van der Maas nog op. “Vrije ruimte wordt steeds belangrijker in een verdichtende stad. De agenda vrije ruimte is belangrijk om ervoor te zorgen dat mensen met een minder grote portemonnee ook hun ding kunnen doen. Beleidsmatig moet je dat bijna met geweld forceren.”

Rol woningcorporaties

Image
Karin Verdooren en Anne Wilbers

Anne Wilbers, bestuurder bij Stadgenoot, ziet dat er momentum is om het anders te doen. “Neem Strandeiland. Daar wordt nu al nagedacht hoe we gemeenschapszin kunnen opbouwen. Het zou zonde zijn als wij met plannen bestaande structuren zouden beschadigen. Dat geeft een grote verantwoordelijkheid. Ik zie het als opdracht om dat te doen met respect voor en behoud van de kracht die er in de wijk en bij de bewoners zit. Maar het is belangrijk dat we ook mensen aan het woord laten die zich niet laten horen, omdat ze aan het overleven zijn. En toch ook de nieuwe bewoners.”
Ook Karin Verdooren, bestuurder Woonstichting Lieven De Key, wijst erop dat outsiders, zoals jongeren en mensen van buiten die graag in Amsterdam willen wonen, niet uit het oog worden verloren. Het mengen van eenzijdige wijken blijft volgens haar belangrijk. “Maatschappelijke beroepen moeten ook een plek vinden. Het is soms goed om de eenzijdigheid te doorbreken.” 

"Het is soms goed om de eenzijdigheid te doorbreken"

Lieven de Key doet bijvoorbeeld aan community building in de Spaarndammerbuurt. In de Wormerveerstraat is een complex met 96 woningen gerealiseerd voor statushouders en jongeren, die voor een deel geselecteerd zijn uit de buurt. Voor en tijdens het bouwen is met de buurtbewoners overlegd en naar hun wensen geluisterd. Toen het klaar was, kwam de buurt meubels voor de gemeenschappelijke ruimte brengen. “We hebben daar geen ruimteschip neergezet, er is al verbinding met de buurt.”
Stadgenoot gaat met bewoners in gesprek als ze iets van plan is. De vraag is volgens Wilbers of dat vroeg genoeg gebeurt. Ze erkent dat er veel wantrouwen is tegen de gemeente en corporaties. “Ik vraag me af of het contact niet intensiever moet. Eigenlijk moet je al weten wat er speelt voordat je iets in een buurt wilt.” Zij denkt dat het realiseren van de stedelijke vernieuwingsprojecten alleen lukt als bewoners mee willen werken. “Als het ons niet lukt om de verbinding te maken, dan lukt het ons niet om betere meer duurzame woningen te maken.”

Wendy Koops