Sinds 1980 rijdt drie keer per week de 'soepbus' van het Leger des Heils uit om het groeiend aantal daklozen - maar ook andere behoeftigen - van een warme maaltijd te voorzien. Voor Op Stap ontmoetten we vrijwilligers en klanten van de soepbus, zomaar op een vrijdagavond op de Westerdokskade, vlak bij het spoorviaduct dat vroeger een populaire slaapplaats was onder dak- en thuislozen.
Image
In de serie Op Stap Met … volgen we professionals en vrijwilligers die met de spreekwoordelijke poten in de modder staan. |
In 1865 werd in Londen de Salvation Army opgericht. Deze organisatie lenigde op basis van het christelijke geloof de noden van de medemens aan de onderkant van de samenleving onder het motto 'soup, soap and salvation'. Zo'n twintig jaar later werd het Nederlandse equivalent opgericht: het Leger des Heils. En al meer dan 135 jaar wordt dat motto van 'soep, zeep en verlossing' in Amsterdam in de praktijk gebracht door letterlijk soep uit te delen. Maar gebruikten de heilssoldaten en vrijwilligers tot zo'n tien jaar geleden nog een bescheiden bestelauto met daarin alleen een ketel soep, koffie en belegde broodjes; de vrijwilligers van nu hebben een luxueuze bus tot hun beschikking met alles erop en eraan.
Het aanbod van de 'soepbus' is dan ook behoorlijk uitgebreid. Behalve een warme maaltijd krijgen de bezoekers ook fruit, brood en koffie aangeboden. En voor wie een zoveelste koude nacht te wachten staat of voor diegenen die schoon goed nodig hebben worden er ook dekens, ondergoed en sokken, zeep en tandpasta uitgedeeld. Wanneer er een partij kleding is gedoneerd krijgen de mensen die dat nodig hebben bovendien een warme jas.
Audrey Lobo is in dienst van het Leger des Heils en ook al tien jaar vrijwilliger op de soepbus. Lobo: "Die naam soepbus dekt inmiddels niet meer helemaal de lading. We serveren alleen nog wel eens erwtensoep maar verder voornamelijk complete maaltijden. Die worden bijvoorbeeld bereid door onze cliënten bij het interne werkbedrijf 50|50 Food. Waarom ik dit werk doe? Omdat ik van mensen hou en vanuit het christelijke standpunt: help elkaar en heb uw naasten lief."
Poolse Ania houdt de mannen in het gareel
Op deze koude avond in februari schuift een tiental mannen aan bij het loket van de bus. Het is volgens Lobo een wel heel rustige avond. Jammer voor diegenen die wegblijven want er staat hutspot met een gehaktbal op het menu die in plastic bakjes wordt geserveerd en gretig aftrek vindt. Lobo vertelt dat het grootste deel van de bezoekers - volgens haar wel zo'n 80 procent - tegenwoordig bestaat uit Oost-Europeanen die naar Nederland kwamen om hier te werken, maar inmiddels geen baan en ook geen huis meer hebben.
Gelukkig is de Poolse Ania inmiddels ook al vijf jaar vrijwilliger op de soepbus. Zij kan waar nodig tolken en sommige mannen die wat lastig worden door overmatig alcoholgebruik in het gareel houden. Ania legt uit waarom er zoveel dakloze Oost-Europeanen in Amsterdam zijn. "Ze zijn hierheen gekomen om te werken maar op een gegeven moment zijn ze werkloos geworden en raakten ze ook automatisch hun onderkomen kwijt. Deze mensen zijn vaak het slachtoffer van louche uitzendbureaus en worden uitgebuit. Ze krijgen een slaapplaats zolang ze aan het werk zijn, maar wanneer er geen werk meer is worden ze zonder pardon op straat gezet." Zelf kwam Ania overigens 'voor de liefde' naar Nederland.
Sociaal trefpunt
De soepbus fungeert ook als sociaal trefpunt. Lobo: "We leren de vaste klanten goed kennen; de meesten schuiven iedere week wel een paar avonden aan bij de bus. We praten met ze en vragen wat ze nodig hebben. We wijzen mensen die dat nodig hebben en als dat mogelijk is door naar het daklozenloket. Als bezoekers kampen met een verslaving kunnen ze een traject bij ons volgen om daarvan af te komen. En als mensen daar behoefte aan hebben bidden we ook samen."
Een van de mensen die een hulptraject volgde is Rion. Hij is inmiddels van zijn verslaving af en werkt nu ook als vrijwilliger op de soepbus. Als ervaringsdeskundige kan hij de bezoekers aan de bus prima begeleiden. Andere vrijwilligers deze avond zijn Wasima en Patricia. Een wat grotere ploeg dan anders volgens Lobo; op de meeste avonden rijdt de bus met drie of vier vrijwilligers. Er zijn verschillende teams die drie keer per week een dienst op de bus draaien. De bus staat op maandag, woensdag en vrijdag eerst op de Westerdokskade en gaat vervolgens naar het Kadijksplein.
Als het uurtje op de Westerdokskade er bijna op zit en de spullen al worden ingepakt voor de volgende ronde, komt er een oudere man aangefietst. Buiten adem vraagt hij of hij alsjeblieft nog een maaltijd kan krijgen. Dat is geen probleem en de man krijgt zijn portie eten. Hij was ooit dakloos, vertelt hij, maar heeft inmiddels een woning. Toch komt hij nog steeds drie keer per week naar de soepbus voor een maaltijd. En niet alleen uit gewoonte maar ook uit noodzaak. "Ik heb weinig geld en kan dus niet zonder. Bovendien is het maar de vraag hoe lang ik in mijn woning kan blijven. Alle huizen om me heen worden verkocht. Ik ben heel bang dat dat ook met mijn huis gebeurt. Dan sta is weer op straat. Iedere dag leef ik met die angst. Dat is toch geen doen?" Na deze verklaring fiets hij met het bakje eten in de hand weg. Ook de vrijwilligers stappen weer in de bus, op weg naar de volgende groep hongerige dak- en thuislozen. ◉
Het aantal dak- en thuislozen groeit ieder jaar. Dat merkt men ook bij de soepbus. Volgens Maurits Dijkgraaf, coördinator van het het Mobiel Service Centrum, maakten vorig jaar gemiddeld 104 mensen per avond gebruik van de voedseluitgifte. |