Nu even niet |
Frank (niet zijn echte naam) is flink geschrokken van berichten dat met name corporaties steeds succesvoller zijn in de aanpak van illegale onderhuur. Hij staat op het punt voor anderhalve maand naar zijn op te knappen huisje in de uitlopers van de Franse Alpen te vertrekken, maar verhuurt zijn corporatiewoning in het centrum van Amsterdam deze keer niet onder. De advertentie op een Amerikaanse versie van marktplaats.nl, was al geplaatst, maar is schielijk teruggetrokken. Vooral vanwege de foto’s, waarop het historische pand makkelijk te herkennen is. En een prijs noemen is ook niet zo handig, dan weten ze gelijk hoeveel je ermee verdient. “Het ging steeds makkelijk. Je hebt zo vijftig mailtjes van buitenlanders die hier willen zitten,” zegt Frank, die zijn woning zo’n vier maanden per jaar onderverhuurt. “Maar iemand die per mail reageert kan natuurlijk net zo goed een Nederlandse speurder zijn.” Frank erkent dat het onderhuurbedrag van 1500 euro per maand fors is. Het is een veelvoud van wat hij zelf betaalt. “Maar voor mijn huurders is het een buitenkansje. ‘Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?’, krijgen ze van vrienden thuis te horen.” |
Schaarste en argeloosheid van de woningzoekende. Daar maken de meest malafide internetaanbieders van woningen misbruik van. Dat bleek onlangs weer uit een berichtje in de Volkskrant. Een Filippijns echtpaar reageert op een advertentie voor een appartement op het Prinseneiland, voor de zeer schappelijke huur van 350 euro per maand. De eigenaar zegt voor langere tijd in Londen te zitten. Volgens het bericht wekken niet zozeer de gemailde foto’s – onder meer een uitzicht op een berglandschap - argwaan, maar het verzoek om via Western Union alvast een maand huur en een flinke borg over te maken. Het stel trekt digitaal de gangen van de aanbieder na. Die blijkt vanuit Nigeria te opereren en biedt ook appartementen in Barcelona en Parijs te huur aan, waarschijnlijk met een even spectaculair uitzicht.
Dergelijke criminele uitwassen zijn ook voor de toezichthouders van de Dienst Wonen moeilijk te bestrijden. De Dienst heeft sinds een jaar speciaal opgeleide mensen aan het werk die internet napluizen op aanbieders die regels overtreden. Nee, we kunnen hen niet te spreken krijgen. Marnix Bolkestein, projectleider woning- en kamerbemiddelingsbureaus, treedt als woordvoerder op. Over het recherchewerk zelf laat hij niet veel los. “We zoeken voortdurend naar methodes om aanbieders te benaderen. Daar kunnen we niet mee naar buiten gaan. Ze zijn effectief, totdat bekend is dat we het zo doen. Internetonderzoek is maar een onderdeel, medewerkers hebben daar een cursus in gehad, maar dat geeft niet alle informatie. Belangrijk zijn ook de signalen van de burgers, die komen de laatste tijd steeds meer. Zodra we het adres van een illegale woningbemiddelaar hebben, kunnen we onze buiteninspecteurs erop zetten. Dan bijten we ons erin vast. Net zolang totdat we degene hebben die erachter zit.”
Webbureaus
De toezichthouders voeren controles uit op de bemiddelingsbureaus en houden zich niet bezig met de duizenden particulieren die al dan niet via speciale woningsites hun onderkomen te huur aanbieden op internet. De uit 1973 stammende verordening op de woning- en kamerbemiddelingsbureaus is door de gemeenteraad aangescherpt nadat twee jaar geleden in de politieactie Siena veel misstanden in de sector aan het licht kwamen. In de nieuwe verordening staat ook het vergunningplichtige ‘webbureau’ omschreven, naast de klassieke bemiddelaar. De diensten van het webbureau beperken zich tot het op internet bij elkaar brengen van vraag en aanbod, waarvoor inschrijf- en advertentiekosten mogen worden gevraagd. Als een webbureau bemiddelingskosten vraagt of betrokken is bij het opstellen van huurcontracten, dan wordt het beschouwd als een klassiek bemiddelingsbureau, waarvoor strengere regels gelden. Klassieke bemiddelaars moeten controleren of woningen onder de huurtoeslaggrens niet te duur worden verhuurd, of de eigenaar toestemming heeft gegeven voor de verhuur en of de kandidaat-bewoner een huisvestingsvergunning heeft. De webbemiddelaar hoeft dat allemaal niet. Die hoeft alleen te controleren of de aangeboden woningen ook echt beschikbaar zijn. Ze moeten de toezichthouders toegang geven tot de databases achter de website, zodat die kunnen kijken of het aanbod reëel is. Te hoge huren of illegale onderhuur; daar hoeven deze webbureaus zich niets van aan te trekken.
De Dienst Wonen heeft sinds een jaar speciale internetrechercheurs aan het werk |
De aanscherping heeft ertoe geleid dat verscheidene webbureaus nu met een vergunning opereren en toezicht toelaten. Anderen zijn ermee gestopt, al dan niet onder dreiging van een dwangsom. Enkele blijven de nieuwe regelgeving trotseren, of hebben zich uit Amsterdam teruggetrokken, vertelt Bolkestein.
Na het opschonen van het bestand klassieke bemiddelaars, zijn de toezichthouders bezig met de aanpak van de webbureaus. “Internet is natuurlijk een uitstekend medium om je anoniem te presenteren. Toch lukt het ons vaak om met het kleinste spoortje tussenpersonen te achterhalen,” aldus Bolkestein, die geen details geeft. Nu is het de uitdaging om ook die lui aan te pakken die zich presenteren met alleen een prepaid 06-nummer.
Gewoon opbellen en als nepklant erop afstappen, dus? “Ehm, ja, wat is handig om daarover naar buiten te brengen?”, aarzelt Bolkestein. “We doen het wel eens, en we hebben de intentie uitgesproken om meer die kant op te gaan. De opsporingsbevoegdheden onder het bestuursrecht bieden hier iets meer mogelijkheden dan onder het strafrecht. We hoeven geen cautie te geven: iemand vooraf waarschuwen dat een onderzoek tegen hem loopt waaraan hij niet hoeft mee te werken. We zouden met ons naam of voornaam contact kunnen zoeken, zonder te zeggen dat we van de Dienst Wonen zijn. Maar we moeten natuurlijk wel altijd de waarheid vertellen.”
“Maar dan nog kan een bemiddelaar bij een afspraak gewoon weglopen, als hij ontdekt dat we opsporingsambtenaren zijn. We kunnen hem niet aanhouden. Dan zou de politie een rol kunnen spelen. Daarmee hebben we een convenant gesloten over samenwerking, net als met de belastingdienst. Dat moet je dan van tevoren met elkaar afstemmen. En je moet je afvragen of de inspanningen genoeg resultaat opleveren. We kijken steeds naar de methode die het meeste effect sorteert.”
Johan van der Tol