“Er bestaat een neiging in bestuurlijk Amsterdam om de kop in het zand te steken,” concludeert Gerard Anderiesen aan het eind van het gesprek. We kijken vanuit café Kaap Kot uit over een zandplaat: IJburg. “Het waait hier altijd.” Het is half februari. Over een maand wordt hij directeur van de corporatie AWV. Hij is sinds enige weken ex-voorzitter van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties. Het moment voor een gesprek over de Amsterdamse volkshuisvesting. Een exit- of een intree-interview?
In de vele discussies die Gerard Anderiesen de laatste acht jaar als voorzitter van de AFWC heeft gevoerd, moet hij zich regelmatig in een parallelle wereld hebben gevoeld. “Je kunt met partijen zakelijke argumenten uitwisselen, maar zodra het officieel wordt of politiek beladen, gaat er hier een scherm omhoog.” Politici en gemeentelijke beleidsmakers formuleren liever mooie doelstellingen, dan dat ze willen weten wat er in de praktijk van terechtkomt.
Zo heeft men volgens Anderiesen de neiging de marktwerking te ontkennen of taboe te verklaren: “Er is een enorme druk op corporaties om woningen in de binnenstad goedkoop te houden. Maar dat er in de praktijk geen starter inkomt, wil niemand weten.” Volgens hem is het al lang niet meer van deze tijd om woonbeleid te voeren zonder te letten op de economische waarde van de locatie.
Dat er in het verleden goedkope huurwoningen zijn gebouwd rond het Leidseplein, één van de duurste plekken van Nederland, is een vorm van absurdisme. Het is op papier een loffelijk streven dat iedereen op elke plek kan wonen. Maar wat is de praktijk: “Of het komt nooit meer vrij, of het wordt hartstikke scheef bewoond (hoog inkomen/lage huur, nvdr), of het wordt illegaal voor vier keer de prijs doorverhuurd. Het werkt dus niet zo.”
“Op het moment dat het politiek wordt, wil men hier liever de werkelijkheid buitensluiten” |
“Neem die discussie over broedplaatsen, goedkope vrijplaatsen in de binnenstad waar jong talent zich kan ontwikkelen. Ik zou dan zeggen: verhuur die op tijdelijke basis. Op een gegeven moment ben je toch uitgebroed. Dan moet je wegwezen.” Maar die eerste gebruikers gaan nooit meer weg. Amsterdam heeft fantastische atelierruimtes gecreëerd voor een paar honderd gulden in de maand. “Die komen nooit meer vrij. Zelfs als je nooit meer een schilderij maakt, zeg je zo’n ruimte niet op.”
Heilige huisjes hebben in de Amsterdamse politiek een lang leven. De dynamiek van de woonmarkt zou volgens Anderiesen een veel prominenter rol moeten spelen in het woonbeleid. “Een zeer complicerende factor is bijvoorbeeld dat Amsterdam het laatste decennium zeer populair is geworden. De markt is enorm veranderd. Begin jaren tachtig hadden we in Amsterdam vooral armoedeproblematiek. Dat was het thema. Nu wonen er heel veel mensen met geld in de stad. Die willen er ook graag wonen. Dan moet je met die wensen rekening gaan houden.”
Kikkers
Anderiesen is gepokt en gemazeld in de wereld van de Amsterdamse volkshuisvesting. Voordat hij in 1993 Duco Stadig opvolgde als voorzitter van de AFWC publiceerde hij als socioloog over de zogenoemde ‘achterstandswijken’. Stadig vreesde destijds nog, na de bruteringsoperatie van Heerma, dat hij een zinkend schip verliet: “Ik liet mijn opvolger een kruiwagen met springende en behoorlijk verdeelde kikkers na. (..)Velen, waaronder ikzelf, dachten toen dat de Federatie zijn langste tijd gehad had.” Stadig moet Anderiesen nageven dat hij het bestaansrecht ervan meer dan heeft aangetoond.
De stadssocioloog wordt nu directeur bij de woningcorporatie AWV. Of de verrassende overstap een promotie is moeten anderen maar beoordelen: “Ik zie het zo dat ik weer op een andere manier met dezelfde thema’s bezig ga.”
De periode Anderiesen bij de AFWC heeft volledig in het teken gestaan van de gevolgen van Heerma’s bestuurlijke testament. De subsidiestroom vanuit het Rijk droogde volledig op, de gemeente werd de rol van regisseur opgedrongen en de woningcorporaties werden verantwoordelijk voor zowel de exploitatie als de ontwikkeling van de sociale woningvoorraad. Die nieuwe rollen zijn volgens Anderiesen nog altijd niet uitgekristalliseerd.
“Het gaat stapje voor stapje. Je zou willen dat het sneller gaat, maar wonen blijft voor corporaties en de politiek een gevoelig onderwerp. Gemeenten zijn heel erg beducht meer vrij te laten. Volkshuisvesting is altijd het domein van de politiek geweest. En generaties lang is de doelstelling van de corporaties een puur maatschappelijke geweest. Ze zorgden voor betaalbare huisvesting.” Als voorzitter van de Federatie moest hij in dat veranderingsproces alle kikkers in de kruiwagen houden. “Als Federatie heb je invloed, maar geen macht. Je moet natuurlijk in de gaten houden wat er bij de corporaties leeft.” En zo startte de ene kikker energiek met de ontwikkeling van nieuwe wooncomplexen en de verkoop van huurwoningen, terwijl de andere geen millimeter wilde afwijken van de traditionele rol van sociale verhuurder.
Omwenteling
Anderiesen, in woord en geschrift veelvuldig pleitbezorger van nieuwe ideeën, gaat uitgerekend aan de slag bij AWV, een corporatie met een gedegen maar toch wat stoffig imago. Daar gaan ze zeker nog wat beleven?
De toon wordt wat voorzichtiger, even. Zeker, AWV is in de laatste acht turbulente jaren vooral een beheerder gebleven. Maar de corporatie staat niet buiten de maatschappij: “er wordt inmiddels ook een verkoopbeleid ontwikkeld. Dat was eerst onbespreekbaar. Wat mij betreft zit het in het zoeken van een goed evenwicht. De maatschappelijke doelstelling van een corporatie staat wat mij betreft niet ter discussie. Dat spreekt me ook aan bij AWV. Ik vind wel dat een grote corporatie een brede taakstelling heeft in de stad. Dus niet alleen de zorg voor de onderkant maar ook voor het middensegment. Het middensegment was tien jaar geleden voor hoge inkomens maar nu niet meer. En grote corporaties kunnen niet meer alleen beheren, ze moeten ook ontwikkelen. Al is het maar omdat je eigen bezit af en toe herontwikkeld moet worden. Woningen opknappen, samenvoegen en eventueel verkopen; AWV is daar ook mee bezig. Dat zou ik ook nadrukkelijk willen uitbouwen. Veel mensen willen nu eenmaal kopen. Je moet als organisatie dynamisch omgaan met je bezit en inspelen op een veranderende vraag.
Meer differentiatie
Anderiesen wil toe naar veel meer differentiatie in het aanbod: “Je moet je voortdurend instellen op een veranderende markt.”
Aan ideeën geen gebrek. Dat AWV onder Anderiesen een veel actiever verkoopbeleid moet ontwikkelen, lijkt buiten kijf te staan: “Je kunt niet meer alleen beheren, je moet ook ontwikkelen. Daarmee zijn grote investeringen gemoeid en daarom is ook verkoop nodig.”
“Op een gegeven moment ben je toch uitgebroed. Dan moet je wegwezen” |
Corporaties hebben afgesproken het komende decennium tienduizenden huurwoningen te verkopen, maar dat zal nog een flinke opgave worden. “Zittende huurders blijken niet erg geïnteresseerd in kopen.” Het gat tussen de huidige huur en de hypotheeklasten is domweg te groot. En hoge kortingen geven, vindt Anderiesen ook onzin, want pure kapitaalvernietiging. “Het komt erop neer dat we pas bij leegkomst aan mutatie kunnen denken. Dan kunnen we lagen samenvoegen en/of verkopen.” Dat corporaties straks opgezadeld zitten met ‘gespikkelde’ complexen van huur en koopwoningen is onvermijdelijk. Maar ook daar ziet Anderiesen mogelijkheden: “Corporaties hebben als geen ander ervaring in beheer, dat is interessant voor verenigingen van eigenaren. Eigenaren willen een garantie van goed onderhoud en niet teveel gedoe.”
Meer differentiatie in het aanbod. “We zouden eigenlijk goedkope huurwoningen moeten aanbieden met tijdelijke contracten, bijvoorbeeld voor vijf jaar. Dan werken bewoners echt aan hun ‘wooncarrière’ en houden we capaciteit voor starters. Huren is bij uitstek een aantrekkelijke woonvorm voor mensen die flexibel willen zijn. Maar die mensen bedienen wij als sociale huursector helemaal niet. “Casco? “Prima, als het maar groot genoeg is. Ook bij de corporaties is de idee van ZAV (zelf aangebrachte voorzieningen) behoorlijk in beweging. Maar ook hotelachtige woningen die bij wijze plug&play zijn.”
Maar is hét probleem niet het gebrek aan doorstroming, de bouwstagnatie. Daarop lopen toch alle plannen stuk. Kunnen we ons de luxe van dit soort ideeën wel permitteren?
“Gezien het tekort kun je eigenlijk niks. Maar als we geen nieuwe ideeën uitvoeren, houden we altijd dezelfde woningvoorraad en dezelfde regeltjes. Ik vind toch dat er ruimte moet zijn voor differentiatie en voor verschillende producten. Zo hou je de stad aantrekkelijk voor uiteenlopende groepen. Wat we wel moeten gaan accepteren: wie goedkoop wil wonen, moet in binnenstad genoegen nemen met weinig ruimte. Wie groter en betaalbaar wil wonen, moet naar de randen. We hebben een lange traditie waarin we stellen dat iedereen op dezelfde manier moet kunnen wonen. “ Die tijd is voorbij. Volgens Anderiesen wordt het tijd dat beleidsmakers dat ook eens gaan inzien.
Fred van der Molen