Mijn uitzicht verveelt nooit. Vanachter mijn bureau zie ik de Westertoren die tevens dienst doet als mijn horloge. Het zijraam van mijn werkkamer kijkt uit op een schoolplein dat meteen ook de speelplaats van een clubhuis is. Van gemeentewege zijn er stalen goaltjes geplaatst en jongelui van wie de ouders uit vele landen afkomstig moeten zijn, vertonen er op de vierkante meter hun virtuoze voetbalkunsten, soms tot in het duister.
Vaak vliegt de bal over de schutting op een dak van de omringende panden en dan ontpoppen die jongelui zich als ware geveltoeristen. Eveneens van gemeentewege zijn steeds hogere hekken en netten aangebracht om hen het klauteren te verhinderen. Maar die vormen slechts evenzovele nieuwe stadia in een nooit eindigende escalatie: hoe zwaarder de barrière des te groter de uitdaging om haar te overwinnen. Ook is het erg leuk om gade te slaan hoe erg, en hoe machteloos, sommige buurtgenoten zich kwaad maken over de voetballertjes die zich lichtvoetig over hun dakbedekking reppen; en hoe die zich daar niets van aantrekken.
Dat de speelplaats in de buurt bekend staat als een bron van 'overlast' werd mij duidelijk op een 'informatieavond' van de politie. Het zou het broeinest zijn van een jeugdbende die zich te buiten gaat aan drugs, winkeldiefstal en molestatie. Spoedig werd geroepen dat 'die Marokkanen-joekels tegen de muur gezet' moesten worden. Hoe kwam het dat ik van bendevorming nooit iets gewaar werd? Soms wordt een stickie gerookt of een blikje bier opengetrokken, maar daar blijft het bij voorzover ik waarnam.
Misschien ben ik mij van geen narigheid bewust omdat ik volkomen tevreden ben in de Jordaan - al ben ik geen Jordanees en ben ik mij, hoewel ruim veertig jaar woonachtig in de stad, zelfs nooit helemaal Amsterdammer gaan voelen. I'm a country boy.
Vanuit de woonkamer kijk ik op het gedempte middengedeelte van de gracht dat herdoopt is tot Johnny Jordaan-plein. De vroegere wethouder Ter Horst heeft op een zaterdagmiddag zelfs officiële straatnaambordjes met die aanduiding onthuld, al kun je geen brieven verzenden met als adres Johnny Jordaan-plein, want een postcode heeft dit niet. Het is Spielerei waar ik vrede mee heb, hoewel mij van de artiesten die er in steen vereeuwigd zijn alleen Johnny Meijer aanspreekt - de accordeonvirtuoos die speelde met de grootste jazzmusici. Maar de groepen toeristen op huurfietsen die de beeldengroep regelmatig aandoen zijn meer gespitst op Tante Leen, Manke Nelis en Johnny Jordaan. Op een teken van de gids heffen ze het 'Bij ons in de Jordaan' aan en peddelen door, om 's avonds op tijd weer in Coevorden te zijn. Dan is het bij ons inmiddels lekker rustig. Voor mij is het grootste belang van dat nostalgische folklore-pleintje dat men er niet mag parkeren. Er staan veel bloembakken en die vier beelden, dat is alles.
Twintig jaar woon ik er nu. Aanvankelijk werden wij met de nek aangezien, als de eerste vreemde indringers in het domein van de Jordanezen. Achteraf blijken we voorboden te zijn geweest van een golf. Dat stemt die Jordanezen bitter tegen het almaar groeiend contingent nieuwkomers die ze allemaal als 'yuppen' over één kam scheren. Maar dat is nu eenmaal het verhaal van Amsterdam: iedere wijk, en de hele stad, is een vlottend bestand van inboorlingen en immigranten. Dat maakt het wonen er zo prettig en vrij - je wordt niet gauw aangesproken op de reputatie van je grootvader.
John Jansen van Galen