Dit boek vormt natuurlijk zelf het antwoord op de titel. Maar het verwijst misschien ook naar de angst van menige stedenbouwkundige: kiest de zelfbouwer en masse voor de boerderette of een goedkope cataloguswoning met zo veel mogelijk binnenruimte? Of brengt de geboden bouwvrijheid onvermoede creatieve talenten naar boven?
Te oordelen naar het uitgebreide en voor zich sprekende beeldmateriaal komen al deze mogelijkheden in de praktijk aan bod. Dat wordt nog eens onderschreven door interviews met zestien zelfbouwers (of opdrachtgevers). Hun motieven lopen zozeer uiteen dat je als gemeente alleen maar kunt hopen dat het gezamenlijke resultaat leidt tot straten waar je niet met kromme tenen loopt.
Wat dat betreft heeft Almere, één van de steden waar particuliere opdrachtgevers de ruimte krijgen, er alles aan gedaan om een nieuw soort stedenbouw te organiseren. Want ook al heeft de zelfbouwer zich slechts te houden aan regels op een A4-tje, het totale proces ondersteunt de stapsgewijze vorming van straten en buurten waar alles klopt. Alleen de smaken lopen uiteen. En het Bouwbesluit zorgt er wel voor dat al te gekke ideeën (zoals een laag plafond of een steile trap) niet kunnen worden uitgevoerd.
Nu institutionele bouwers het laten afweten of worden gepasseerd, ontstaan nieuwe kansen voor kleinere aannemers, maar zeker ook voor architecten die kunnen omgaan met individuele opdrachtgevers en particuliere wensen. Dit boekwerk wordt daarom gecompleteerd door teksten van architecten, sociologen en geschiedkundigen. Adri Duivesteijn was als wethouder de gangmaker in Almere. Hij schrijft: “Het gaat mij primair om zelfbeschikking, om zeggenschap.” Het succes van het Almeerse Homeruskwartier bewijst dat veel burgers die zelfbeschikking zeer op prijs stellen.
Ook de collectieve bouwprojecten komen in het boek aan bod.
Hoe bouwt de particuliere opdrachtgever?, Jutta Hinterleitner c.s., nai010 uitgevers Rotterdam, gebonden, 144 pagina’s, ISBN 9789064507816, €19,50