In het januarinummer van NUL20 kwam ‘Publiek vastgoed’ van architect Marc van Leent al ter sprake (bespreking op www.nul20.nl). Zijn betoog wordt nu rijkelijk aangevuld door beroepsgenoot Matthijs de Boer, die ‘Binnen in de stad’ het licht deed zien. Hoewel beiden zich richten op het gebruik van publieke ruimtes in gebouwen, besteedt De Boer in zijn boek ook veel aandacht aan het ontwerp daarvan.
Steden verwerven een herkenbare identiteit door bijzondere plekken. Vaak zijn dat (overdekte) pleinen of overgangsgebieden tussen de openbare straat en private gebouwen. Daar waar onvoorziene ontmoetingen plaatsvinden. ‘Binnen in de stad’ biedt een aantal zorgvuldig uitgewerkte analyses van voorbeelden van zulke besloten publieke plekken, waaronder Het Amsterdamse Begijnhof, het Haagse Stadhuis en het hoofdstedelijke Stadsarchief.
Een interessant visueel uitgangspunt is de plattegrond van Rome, ooit door Giambattista Nolli getekend in 1748. Op die beroemde kaart zijn de vele openbare ruimten wit gelaten, ook binnen de gearceerde gebouwen, en dat geeft een goed beeld van de publieke plekken. Het stedelijk weefsel wordt zichtbaar gemaakt en datzelfde illustratieve principe heeft De Boer met hedendaagse plattegronden toegepast bij de geanalyseerde voorbeelden.
Je zou de centrale vraag van dit boek zo kunnen formuleren: hoe ontwerp je als architect geborgenheid? En De Boer gaat daarbij nog een stap verder. Moet een gemeente afwachten wat de markt oplevert aan publieke ruimtes, of kunnen er op dit punt eisen worden gesteld aan ontwikkelaars? In New York, waar iedere vierkante meter telt, deed de gemeente dit wel en met mooie resultaten. Op de begane grond van hoge gebouwen ontstonden zo ontmoetingsplekken in de vorm van atriums en plaza’s, die de stad in hoge mate hebben verrijkt.
Binnen in de stad, ontwerp en gebruik van publieke interieurs, Matthijs de Boer, Trancity*Valiz Amsterdam, groot formaat paperback, 176 pagina’s, ISBN 9789078088, €24,50