De jaarlijks verschijnende ‘Atlas voor gemeenten’, waarin de vijftig grootste gemeenten op veertig punten met elkaar worden vergeleken, is dit jaar opgehangen aan een actueel thema: de waarde van cultuur voor de stad.
Cultuur heeft ook een economische waarde. De aanwezigheid van culturele voorzieningen, vooral theaters en andere podia, is - zeker voor hoogopgeleiden - een belangrijke vestigingsfactor. Een fraaie binnenstad en aantrekkelijke horecavoorzieningen verstevigt de concurrentiepositie van een stad nog eens extra.
Blijft de vraag hoe je die waarde van cultuur, een verzamelbegrip waarin zowel hiphopbunkers als het concertgebouw passen, in euro’s kwantificeert. Dat doet de Atlas aan de hand van een ‘hedonische prijsmethode’, gekoppeld aan een tweede model, dat het Centraal Planbureau ontwikkelde voor een onderzoek naar de waarde van stad en land. Het levert een tabel op waarin, zeggen de auteurs, een significante samenhang te zien is tussen cultureel aanbod en grond- en huizenprijzen. Met dit model kan je bijvoorbeeld ook de waarde van het totale podiumaanbod berekenen. Voor een stad als Utrecht komt dat, bijvoorbeeld, op 700 miljoen euro, waarvan de baten voor 81% terecht komen in de stad zelf. Als je vervolgens berekent dat 66% van het aanbod wordt gefinancierd door de stad, dan levert dat interessant discussiemateriaal op. Zal de balans tussen kosten en baten op den duur leiden tot decentralisering van de financiering?
Bij het overzicht van de gemeenten kan Amsterdam tevreden zijn: nummer 1 als het gaat om de woonaantrekkelijkheidsindex (o.a. werk, cultuur, veiligheid, woningaanbod etc.)! Juist als het gaat om het culturele en horecaaanbod scoort Amsterdam hoog. Dat is een opsteker, want wat bijstand, armoede, eenoudergezinnen of langdurige werkloosheid betreft zit de hoofdstad ook boven het gemiddelde.
Atlas voor gemeenten 2011, de waarde van cultuur voor de stad, Gerard Marlet en Clemens van Woerkens, VOC Uitgevers, Nijmegen, groot formaat paperback, 255 pagina’s,
ISBN 978-90-808698-9-9, €49